Argumenteren
Argumenten
Als je een tekst schrijft over je mening neem je een standpunt in. Je kan dit standpunt onderbouwen met argumenten, of argumenten gebruiken om het standpunt van een ander aan te vallen. Je hebt twee soorten argumenten:
- Feitelijk: controleerbaar
- Waarderend: hierover kan je van mening verschillen
Tegenargumenten/weerlegging
Met een tegenargument val je het standpunt van een ander aan.
Met een weerlegging val je een argument van de ander aan.
Argumentatiestructuren
Argumenten ondersteunen het standpunt op één van deze vier manieren:
-
Enkelvoudige: 1 argument.
-
Onderschikkende: argument wordt ondersteund door een ander argument.
Je kan daarbij “want” tussen de pijlen van boven naar beneden plaatsen. -
Nevenschikkend:
-
Onafhankelijk: meerdere losse argumenten.
-
Afhankelijk: meerdere argumenten samen
(als er één niet is kan de ander ook niet, en andersom).
-
Argumentatieschema’s
-
Oorzaak-gevolg: je gaat ervan uit dat één gebeurtenis tot de volgende leidt.
-
Kenmerk-eigenschap: als alle onderdelen van een groep een kenmerk hebben,
dan heeft een enkel onderdeel uit de groep ook dat kenmerk. -
Voor-nadelen: voordelen met nadelen vergelijken en oordeel vellen
(je kan ook alleen voordelen of alleen nadelen noemen). -
Voorbeelden: er worden voorbeelden gegeven die het standpunt bevestigen.
-
Vergelijking: als het één zo is zal het ander ook zo gaan.
-
Autoriteit: als er een uitspraak van een deskundige of gezaghebbende is
(bijvoorbeeld een onderzoek).
Drogredeneringen
Onjuist schema
-
Oorzaak-gevolg: de oorzaak leidt niet tot het gevolg, of het gevolg kan ook een andere oorzaak hebben.
-
Kenmerk-eigenschap: als er een onjuiste conclusie uit een kenmerk wordt getrokken.
-
Voor-nadelen:
-
Overdreven voor-nadelen: als de voor- of nadelen worden overdreven.
-
Vals dilemma: als er gedaan wordt alsof er maar twee opties zijn, terwijl er meer zijn.
-
-
Voorbeeld, overhaaste generalisatie: op basis van één voorbeeld, ervaring of mening beredeneren dat dat voor iedereen dan zo is.
-
Verkeerde vergelijking: als een vergelijking gewoon niet klopt.
-
Autoriteit: als een ondeskundige, partijdige of onbetrouwbare persoon, of de meerderheid, als autoriteit gebruikt wordt.
Discussieregels
-
Persoonlijke aanval: de auteur, inplaatsvan zijn standpunt of argumenten, wordt aangevallen.
-
Ontduiken van de bewijslast: zeggen dat de ander het tegendeel maar moet bewijzen.
-
Vertekenen van het standpunt: zeggen dat de ander een ander standpunt heeft dan hij daadwerkelijk heeft.
-
Bespelen publiek: dingen zo zeggen dat het publiek het niet makkelijk kan ontkennen
(bijv. “iedereen weet toch…”, “alleen idioten zouden…” etc). -
Cirkelredenering: als je argument hetzelfde is als je standpunt
(bijv. “Ik vind het heet, want ik heb het warm”).
Beoordelen
Een betoog is aanvaardbaar als:
- Waarderende argumenten kloppen met de ideëen en kennis van het publiek.
-
Feitelijke argumenten controleerbaar en juist zijn, en uit betrouwbare bron komen.
Je herkent een betrouwbare bron aan:
- Deskundigheid
- Onpartijdigheid
- Consistent
Een betoog is relevant als:
- Alle argumenten zorgen dat het standpunt aannemelijker wordt.
- Er geen drogredeneringen worden gebruikt.
Een betoog is consistent als geen van de argumenten elkaar tegenspreken.
Daarnaast moeten alle argumenten genoeg zijn voor het standpunt.