Literatuurgeschiedenis

Oudheid

Stadstaten

Er bestonden nog geen landen, wel steden met ieder een eigen koning. Bijvoorbeeld Rome, Venetië, Athene, Troje. In het Midden-Oosten: Babylon, Jeruzalem.

Goden

De Grieken en Romeinen waren polytheïstisch: ze hadden een heleboel goden (een pantheon). Ze dachten dat die op de berg Olympus woonde. De oppergod was Zeus, zijn vrouw heette Hera en de godin van de liefde heette Aphrodite.

De Romeinen namen de griekse goden over, maar veranderde hun namen: Jupiter, Juno en Venus.

De Romeinen lieten mensen met andere geloofsovertuigingen gewoon hun gang gaan: ze lieten bijv. de joden in Palestina gewoon hun geloof uitoefenen (tolerantie).

De Grieken en Romeinen hadden geen hemel, maar een onderwereld waar je heen ging na je dood. De poort van de onderwereld werd bewaakt door een driekoppige hond (Cerberus), die alleen mensen binnenliet (en niet naar buiten). Daarna moest je tegen betaling van 1 obool de rivier de Stynx oversteken, de veerman Charon (noors) hielp je hierbij.

– Mythologie —- Mythen zijn (bovennatuurlijke) verklaringen voor natuurverschijnselen. Elke cultuur heeft eigen mythen. Vaak zijn er bovennatuurlijke wezens met menselijke eigenschappen en is er sprake van liefde, wraakzucht en jaloezie.

Christendom

Het Christendom is een afscheiding van het Jodendom. Christenen denken dat Jezus de Messias was: de verlosser. Hij begon rond zijn 30e openbaar te prediken en had 12 leerlingen (discipelen).

Op een bepaald punt kwam er onenigheid tussen de Romeinen en christenen/joden. De Romeinen vereerde hun keizers als goden; de joden niet. Hierdoor werden joden en christenen vervolgd.

In 312 werd het Christendom weer legaal en in 394 werd het de officiele staatsgodsdienst, omdat keizer Constantijn een oorlog had gewonnen na een gebed aan God.

Griekse schrijvers

Homerus

Sophocles

Literatuur in de oudheid

Middeleeuwen

De middeleeuwen is de periode van ca. 500-1500. We noemen dit de middeleeuwen omdat ze tussen de oudheid en renaissance in liggen; die perioden vonden historici belangrijker.

In het begin van de middeleeuwen vinden een paar grote veranderingen plaats: het Romeinse rijk valt en er zijn grote volksverhuizingen.

Vroege middeleeuwen (500-1000)

Theocentrisch en ridderlijk.

Geloof

Er was in de middeleeuwen maar één geloof: het Christendom. Deze ‘flavour’ van het christendom werd katholiek (= algemeen) genoemd.

Dit had 4 gevolgen:

Duivel

Lucifer/de duivel is een gevallen engel. Hij kwam tegen God in opstand en is daarna uit de hemel verbannen. Sindsdien probeert hij mensen op het verkeerde pad te brengen; hij spoort bijv. Eva aan de appel eten waardoor de mensen uit het paradijs verbannen worden.

De duivel kan op aarde komen in de gedaante van een mens, maar is dan altijd misvormd omdat alleen God de perfecte mens kan schapen. Hierdoor werd in de middeleeuwen iedereen die een beetje misvormd/gehandicapt was gezien als handlanger van de duivel.

Standen

Er was in de middeleeuwen sprake van een standenmaatschappij met 3 standen:

Aan het eind van de middeleeuwen komt de burgerij als stand op.

Feodalisme

In de middeleeuwen was er een leenstelsel. De leenheer gaf gebieden in leen aan zijn leenmannen (ridders) in ruil voor gewapende steun en belasting. De trouw van de leenman aan de leenheer was erg belangrijk.

God was de opperleenheer: hij gaf het land in leen aan de koning, die op zijn beurt het weer in leen gaf aan leenmannen.

De koning organiseerde geregeld hofdagen, waarop alle edelen uit de omgeving bij elkaar kwamen om ruzies op te lossen (de koning fungeerde als een soort rechter) en actuele zaken te bespreken (en vooral veel feest te vieren).

Literatuur in de vroege middeleeuwen

De literatuurgeschiedenis is nog niet begonnen. Alle teksten die er zijn zijn geschreven in het Latijn (de taal van de geleerden en priesters).

Verhalen in de volkstaal werden mondeling overgedragen in de vorm van poëzie (rijm maakt het makkelijker om te onthouden). De verhalen werden bedacht en opgevoerd door troubadeurs (jongleurs schreven niks, zij voerde het alleen op). De verhalen bevatte veel herhalingen en vaste combinaties.

Hoge middeleeuwen (1000-1300)

Burgerij komt op en de literatuurgeschiedenis start.

Arthur- en Karelromans

Je hebt 2 soorten ridderliteratuur:

Rol van de vrouw

Aan de ene kant wordt de vrouw vereerd (zoals in de Arthurromans). Ze moet voldoen aan het beeld van Maria: onschuldigheid, maagd en zuiver.

Aan de andere kant wordt vanuit de kerk de vrouw gezien als de bron van kwaad. De vrouw is ondergeschikt aan de man omdat Eva de appel heeft gegeten. Ze wordt gezien als een verleidster. Daarnaast heb je ook nog heksen die als zondebok gebruikt worden.

Maria

Maria werdt vereerd. Mensen dachten dat ze een goed woordje voor je kon doen bij God en dat ze allemaal wonderen kon verrichten.

Literatuur in de vroege middeleeuwen

De literatuurgeschiedenis begint met de eerste zin in de volkstaal (Diets = middelnederlands). Er is (nog) geen uniforme spelling.

Boeken (handschriften/codex) duurde enorm lang om te maken omdat ze met de hand overgeschreven werden (door monniken in het scriptorium). De letters werden ook getekend en er waren veel illustraties en minitiaturen (vaak van initialen). Hierdoor hadden alleen hele rijke mensen een paar boeken.

Kunst (en dus ook verhalen) waren van de gemeenschap, want talent was een gave van God, niet een eigen verdienste. Er was geen plagiaat, als dingen op elkaar leken werd dat juist mooi gevonden.

Late middeleeuwen (1300-1500)

In de late middeleeuwen wordt de boekdrukkunst uitgevonden en komt de burgerij als stand op. Boeken worden ineens veel goedkoper en veel poëzie wordt omgezet in proza.

De boeken waren nog steeds moeilijk te lezen, want men gebruikte wiegendruk. Dat betekent dat ze de schrijfletter (die dus bijna getekend was) probeerde na te bootsen in de drukpers. De initialen werden met de hand getekend. Pas later (rond 1500) kwamen de serif lettertypes zoals we die nu kennen in beeld.

Toneel

De kerk had voorheen toneel verboden omdat ze bang waren dat daarmee nieuwe ideeën verspreid zouden worden. Pas vanaf ca. 1300 worden weer nieuwe toneelstukken geschreven, die werden opgevoerd op wagens (wagenspelen).

Geestelijk didactische literatuur

Wereldlijk didactische literatuur

– Parodiek —- Spottende nabootsing van een bestaande tekst, bijvoorbeeld een ridderroman.

Onderwijs

Op de universiteit
Op stadsscholen

Je kon ook een vak (ambacht) leren bij een meester.

Symbolen

Motieven