Tekststructuren
Leeroverzicht Nederlands (Lezen) voor toetsweek 4 van leerjaar 3VWO.
Tekststructuren
- Argumentatiestructuur
- Aspectenstructuur
- Verklaringsstructuur
- Voor- en nadelenstructuur
- Probleem-oplossingstructuur
- Verleden-heden(-toekomst)structuur
- Vraag-antwoordstructuur
Argumentatie
Je mening/standpunt moet je onderbouwen met argumenten. Je hebt:
- Feitelijke argumenten
- Waarderende (subjectieve) argumenten
Je kan ze in een blokjesschema zetten. Je hebt daarin nevenschikkend (naast elkaar) en onderschikkend (onder elkaar). Onderschikkend ondersteunen elkaar.
Je kan je tegenargumenten ontkrachten met een weerlegging.
Functiewoorden
Je hebt de volgende functiewoorden:
- Aanbeveling
- Probleemstelling
- Tegenwerping
- Uitwerking: schrijver geeft meer info over hetzelfde (deel)onderwerp.
- Verklaring: uitleg over iets, waarom is iets zo?
- Weerlegging
- Aanleiding: actuele gebeurtenis.
- Afweging: schrijver laat voor en nadelen zien.
- Anekdote
- Constatering
- Nuancering: aanpassing of extra info bij een eerder statement.
- Vraagstelling
- Conclusie
- Samenvatting
- Voorbeeld(en)