Economie

Dit is een samenvatting van H7 van economie. Geschreven door Robin Boers voor toetsweek 4 van leerjaar 3VWO.

Vermogen en financiele situatie

Tijdens je leven maak je veel financiele beslissingen die impact hebben op je vermogen.

Het uitstellen of vervroegen van consumptie noemen we ruilen over de tijd. Je geeft dan nu geld uit wat je nog niet hebt, wat je later terugverdient. Of je invensteert geld in de hoop dat je het later weer terugkrijgt. Bij ruilen over de tijd maak je vaak kosten, vaak in de vorm van rente.

Je kan op 2 manieren naar je financiële situatie kijken:

Scholing

Motieven voor scholing:

Door naar school te gaan neemt je verdiencapaciteit toe: het vermogen geld te verdienen. Je invensteert dus in je eigen human capital: de waarde in vorm van kennis en vaardigheden die jij hebt.

Studeren is een vorm van ruilen over de tijd; je invensteert nu geld en tijd in iets leren zodat je later meer kan verdienen. Studeren kost veel geld. Je kan geld krijgen via studiefinanciering, maar dat moet je na je studie dan wel terugbetalen.

Herscholing is het opfrissen van bestaande vaardigheden en kennis. Bijscholing is echter het bijleren van nieuwe vaardigheden naast bestaande skills. Daarnaast heb je ook omscholing, waarbij je een compleet nieuw vak leert.

Investeren

Als je een bedrijf wil starten moet je veel dingen aanschaffen. Denk aan computers, een pand, inventaris, voorraad en machines. De aanschaf hiervan noemen we investeren. Dit brengt risico met zich mee, omdat je niet altijd zeker weet of je het ook weer gaat terugverdienen.

Als je een ZZP’er bent heb je vaak minder geld beschikbaar om te investeren. Ook heb je vaak minder geld nodig. Je hebt in je eentje bijvoorbeeld vaak geen pand of personeelskosten.

Of het slim is om te investeren hangt van deze factoren af:

Als je geld leent en er vind daarna inflatie plaats (= geld wordt minder waard), dan wordt de rente ook minder waard. Voor een lener is inflatie dus juist fijn. Het geld dat je in euro’s moet betalen noemen we nominale rente. Als je de rente corrigeert voor de inflatie krijg je de reële rente, en die kan je zo uitrekenen:

indexcijfer nominale rente / indexcijfer inflatie * 100 = indexcijfer reële rente