Duurzaamheid en ecologie

Voedsel en kringelopen

Het milieu van een organisme is zijn leefomgeving, en een organisme heeft daar invloed op. De ecologie is het deel van de biologie die de relatie tussen organismes en hun milieu onderzoekt.

Biotische factoren zijn levende dingen die invloed hebben op het milieu, abiotische factoren zijn levenloos.

Je hebt verschillende schaalniveau’s binnen de ecologie:

Een voedselketen bestaat uit organismes die elkaar eten. De eerste schakel is altijd een plant, want die zet zonlicht om in energie. De tweede schakel is altijd een planteneter en vanaf daar zijn het canivoren en alleseters.

De plaats in de voedselketen noemen we het trofische niveau. De planten zijn producenten en ze zijn autoroof, want ze kunnen zelf energierijke stoffen maken dmv. fotosynthese (bladgroenkorrels). Consumenten zijn heteroroof, want ze moeten andere organismes eten om energie te vergaren. Je hebt dus:

Met elk trofisch niveau neemt de biomassa van het organisme af.

Als dieren doodgaan zonder opgegeten te worden worden ze vaak opgeruimd door afvaleters (ook consumenten). De resten worden vervolgens afgebroken door reducenten (schimmels en bacteriën) en omgezet in voedingsstoffen in de bodem. Hierdoor ontstaat er een kringloop (want de producenten gebruiken de voedingsstoffen weer). Dingen die reducenten kunnen afbreken zijn biologisch afbreekbaar. Dingen die ze niet kunnen afbreken (zoals plastic, glas of metaal) zijn niet-biologisch afbreekbaar.

Meerdere voedselketens gemixt noemen we een voedselweb/voedselnet.

Als je een piramide van biomassa tekent is het altijd een piramide (onder groot, boven klein), want je kan nooit meer massa hebben dan de dingen die je eet, want massa kan niet uit het niks ontstaan.

Bij een piramide van aantallen kunnen echter er wel rare vormen ontstaan. Je kan bijv. heel veel vogels voeden met één kersenboom.

Als planten giftige zware metalen, afkomstig uit de industrie, opnemen kunnen ze daar niks mee. De dieren die de planten eten krijgen deze persistente (niet afbreekbare) stoffen ook binnen, en daar wordt het opgeslagen in het vetweefsel. Zo bewegen de persistente stoffen zich naar boven in de voedselketen. Maar omdat de persistente stoffen niet verloren gaan hopen ze zich boven in de voedselketen op. Dit noemen we accumulatie (engels voor verzamelen).

Dit geld ook voor chemische stoffen of bestrijdingsmiddelen.

Samenleven

De optimale omstandigheden voor een soort zijn de (a)biotische factoren waarbij een populatie het best groeit (bijv. veel voedsel en weinig vijanden/concurrentie).

Vaak schommelt de populatiegrootte van een populatie om een evenwichtspunt. Dit punt noemen we het biologisch evenwicht.

De optimumkromme is een grafiek waarin de overlevingskansen van een soort bij bepaalde factoren staan.

Optimumkromme

Vaak is er geen sprake van concurrentie tussen soorten omdat ze zich specialiseren. Ze hebben hun eigen rol, hun niche, binnen het ecosysteem.

Je hebt verschillende soorten van samenleven:

Een parasiet leeft in/op zijn gastheer en kan vaak zonder niet overleven.

Natuurbeheer

De mens heeft de natuur nodig om te overleven. We gebruiken de natuur voor:

Er is in Nederland praktisch geen wilde natuur meer. Heel Nederland is een cultuurlandschap: een landschap dat is gevormd onder de invloed en voor de behoeften van de mens. Dit komt oa. door:

De bossen die we nog hebben zijn vrijwel allemaal aangeplant voor bosbouw: het gebruiken van een bos voor houtproductie als bouwmateriaal of brandstof.

De mens gebruikt 75% van het landoppervlak van de aarde. Hierdoor worden de leefgebieden van dieren verkleind of verdwijnen gewoon volledig. Hierdoor nemen ecosystemen af en worden dieren bedreigd (met uitsterven tot gevolg). Hierdoor neemt de biodiversiteit, de variatie in soorten binnen een gebied, af.

Dit is ook een bedreiging voor ons, want we hebben de natuur nodig om te overleven.

Herintroductie is het terugbrengen van een soort in een gebied. Dit is een vorm van natuurbeheer: alle maatregelen om de natuur (gebieden niet gebruikt voor wonen, werken, landbouw of verkeer) te behouden, beschermen en herstellen.

Mens en milieu

De mens tast het mileu aan (milieuproblemen) op 2 manieren:

Ik heb geen zin om het versterkt broeikaseffect uit te leggen, iedereen weet t al. Je weet wel, broeikasgassen houden warmte in de atmosfeer vast, meer broeikassen is grote kut want meer warmte blah blah blah.

Het versterkt broeikaseffect leid tot klimaatverandering (een verandering in het gemiddelde weer over een langere periode), want de gemiddelde temperatuur stijgt. Dit is niet fijn, want:

Duurzaamheid

Je ecologische voetafdruk is de ruimte die nodig is voor jou om te leven. Dit omvat je uiteraard je woonruimte, school etc., maar ook de ruimte die nodig is om al de producten en voedsel die je gebruikt te produceren. Er is voor ieder mens 1.7 ha beschikbaar1 als we de aarde eerlijk verdelen. We gebruiken nu gemiddeld 2.6 ha2 per mens.

Duurzaamheid is:

Bioindustrie is intensieve veeteelt waarbij een zo hoog mogelijke opbrengst met zo laag mogelijke kosten centraal staat. Er is geen aandacht voor duurzaamheid of dierwelzijn.

Om de milieuproblemen op te lossen hebben we duurzame ontwikkeling nodig: gebruiken wat we nodig hebben voor ons leven, maar de planeet in dezelfde staat (of beter 😉) door te geven aan de volgende generatie. Voorbeelden hiervan zijn:

  1. Duurzame energie: windmolens, zonne-energie, aardwarmte, biomassa en waterkracht zijn goede alternatieven voor fossiele brandstoffen3.

  2. Efficiënter gebruik van grondstoffen: we moeten producten hergebruiken, dmv. bijv. kringloopwinkels. We moeten ook producten recyclen zodat we de grondstoffen opnieuw kunnen gebruiken. We moeten van fast-fashion af (elk jaar een nieuwe kleur/stijl for no reason). Ook moeten we producten langer gebruiken en laten repareren als het kapot is.

  3. Duurzame landbouw: alternatieven voor bioindustrie zijn stadslandbouw, verticale landbouw (gestapelde bakken met planten erin), precisielandbouw waarbij elke plant precies zoveel water en voeding krijgt als ie nodig heeft om verspilling/verlies te voorkomen, kringlooplandbouw waarbij niet de grote goedkope hoeveelheid voedsel als doel, maar duurzame omgang met het milieu en tot slot biologische landbouw waarbij geen kunstmest, gewasbescherming, monoculturen of onnodige medicijnen worden gebruikt. Er is hier wel meer grond voor nodig, dus zijn biologische producten duurder.

  4. Minder vervuiling: moet ik dit echt uitleggen? gooi gewoon je fucking troep in de prullenbak en lever die statiegeldflesjes in. please. hoe moeilijk kan het zijn. andere manieren om bijv. luchtvervuiling te verminderen:

    • Minder scooter- en autorijden
    • Geen vuurwerk afsteken
    • Geen hout stoken

    (Succes om mensen zo ver te krijgen haha)

  5. Minder broeikasgassen:

    • Minder energie gebruiken
    • Gebouwen isoleren
    • Aanpassingen aan de veeteelt

Landbouw

Je hebt 3 soorten landbouw:

We geven landbouw dingen speciale namen, want boeren willen ook cool lijken. Dus noemen we planten voedingsgewassen en dieren landbouwhuisdieren.

Een monocultuur is als er maar één gewas op een stuk grond wordt verbouwd. Dit heeft een aantal voordelen: goedkoop (oh, dat is het enige). Het heeft ook nadelen: grote kans op plagen, bodem wordt uitgeput, ziektes kunnen makkelijker worden verspreid. Een oplossing hiervoor is elk jaar van gewas wisselen. Dit noemen we vruchtwisseling. Hierdoor kunnen plagen niet ontstaan.

Als je landbouwgewassen oogst, doorbreek je de kringloop en komen de voedingsstoffen uit die planten niet terug in de bodem. Daarom moeten we die aanvullen met kunstmest of organische mest. Er is één belangrijk verschil tussen die twee: organische mest is dierenpoep en kunstmest niet.

Om gewassen te beschermen tegen ongedierte heb je twee technieken:

Het nadeel van chemische gewasbescherming is dat er altijd wel een paar insecten overleven, en vaak zijn dat de insecten die geen last hadden van de biociden. Daardoor kan de insectensoort steeds beter tegen een biociden. Dit noemen we resistentie.

Biociden kunnen ook in de voedselketen terechtkomen, waardoor er accumulatie kan plaatsvinden.

Energiestroom

Als energie in een voedselketen wordt doorgegeven aan het volgende trofisch niveau noemen we dat een energiestroom. Glucose is een energierijke stof: als je het verbrandt komt er energie vrij.

Alle energie die verbrand wordt voor bijvoorbeeld groeien of bewegen gaat verloren als warmte. Dit verklaart ook waarom een hoger trofisch niveau nooit meer biomassa kan hebben dan het vorige trofische niveau: je kan simpelweg geen massa groeien als je de energie niet hebt, en het vorige niveau heeft altijd meer energie ter beschikking.

Als een dier dood gaat zonder opgegeten te worden verdwijnen die energierijke stoffen uit de voedselketen. Ze worden vervolgens door reducenten afgebroken waarna ze als water en CO2 weer in de voedselketen komen (via planten ofc).

Afval scheiden

Als je afval scheid bespaar je daarmee grondstoffen en energie. Oud frituurvet kan bijv. worden gebruikt als biobrandstof.

Zo moet dat:

Producten die bij kca5 horen:

  1. Eigenlijk gek dat we daarbij geen rekening mee houden dat er ook nog ruimte moet zijn voor andere soorten. Als we de aarde precies verdelen en iedereen een stukje geven, waar moeten al die bedreigde diersoorten dan leven. Ik denk dat precies deze mindset het probleem is. De aarde is niet alleen van de mens. 

  2. Het kan erger: Nederlanders gebruiken gemiddeld 6.3 ha! 

  3. Waarom heeft niemand het over kernenergie? Het is volledig CO2 neutraal en ook nog eens super veilig. We zullen toch wel moeten, want op een bepaald punt is de steenkool op, en mensen gaan niet accepteren dat ze niet kunnen tiktokken als de zon niet schijnt en het niet waait. 

  4. PMD is alleen voor verpakkingen 

  5. klein chemisch afval