NST

Geschreven door Robin Boers voor de 4e toetsweek van leerjaar 2. Bevat de belangrijkste punten uit hoofdstuk 4 paragraaf 1 t/m 4.


Om een lampje of andere onderdelen aan te laten gaan moet je een gesloten stroomkring maken.

Een stroomkring bestaat uit:

Door materialen die goed stroom geleiden stroomt makkelijk stroom heen. Dit noemen we geleiders. Materialen die niet goed stroom geleiden zijn isloatoren.

Een schakelaar is een component dat de stroomkring kan verbreken. ALs de schakelaar dicht staat is de stroomkring open en kan de stroom niet stromen, waardoor alles uit gaat.

Stroom loopt altijd van de plus-pool van een spanningsbron naar de min-pool.

Stroom bestaat uit deeltjes die elektrische energie medragen. De hoeveelheid deeltjes noem je de stroomsterkte (I) en meet je in Ampère (A) met een stroom/ampèremeter

De hoeveelheid elektrische energie die die deeltjes meerdragen noem je de spanning (U). Deze meet je in Volt (V) met een volt/spanningsmeter.

De stroomsterkte kan je overal in de stroomkring meten omdat deze overal hetzelfde is. De voltmeter plaats je buiten de stroomkring omdat de spanning wel veranderd.

Als je batterijen in serie schakelt mag je de spanningen bij elkaar optellen.

Maar als er nu 1 batterij kapot gaat stopt de stroomkring te werken. Een oplossing daarvoor is schakelen in parallel. De spanning worden dan niet opgeteld maar als er nu een batterij stopt met werken gaat niet alles uit. De meeste apparaten worden in paralell geschakelt. Anders zouden alle apparaten in huis uitgaan als je computer crasht.

De netspanning is de spanning die per land op de stopcontacten staat. De netspanning in Nederland is 230V.

Niet alle apparaten werken op zo’n hoge spanning. Daarom zitten er in veel stekkers transformators. Deze maken de spanning lager waardoor het apparaat niet kapot gaat.

Een schakelschema is een tekening waarin je met symbolen (schematisch dus) een schakeling tekent. Dit is een internationale standaard en iedereen op de wereld kan met die tekening dan jouw schakeling bouwen.

In een serieschakeling zitten geen vertakkingen. Als er 1 component kapot gaat gaat alles uit. In een serieschakeling blijft ook de stroomsterkte gelijk, maar de spanning neemt af. Als er drie lampjes in een serieschakeling zitten krijgen ze alle drie een derde van de bronspanning (de spanning van de batterij).

In een parallelschakeling zitten wel vertakkingen. Een parallelschakeling heeft drie voordelen:

Een parallel schakeling bestaat uit meerdere stroomkringen. Bij iedere vertakking wordt de stroomsterkte verdeeld maar blijft de spanning gelijk.

De totale stroomsterkte is de stroomsterkte van alle stroomkringen in een parallelschakeling bij elkaar (de stroomsterkte van de spanningsbron dus).

Mobiele apparaten moeten hun energie effecient gebruiken zodat de batterij niet zo snel uit gaat. Dit doen ze bijv. door:

Het vermogen (P) geeft aan hoeveel elektrische energie er per seconde wordt verbruikt door een apparaat. Hoe hoger het vermogen hoe meer energie het apparaat verbruikt. Vermogen wordt gemeten in Watt (W) en wordt vaak op de verpakking van producten weergegeven. Als het niet altijd even groot is wordt de maximale waarde opgegeven.

Het vermogen hangt van twee dingen af:

Je kan het vermogen berekenen met deze formule:

P = U * I

Hierbij horen nog twee formules om U (spanning) en I (stroomsterkte) te berekenen:

U = P / I
I = P / U