PO: De Franse Revolutie

Er was eens een jongen genaamd Robinspiere Rûtté. Hij was 14 jaar oud en lid van een rijke adelijke familie. Hij leefde in een grote villa aan de rand van Parijs. Zijn leven bestond uit eten, naar zijn rijke privé school gaan, eten en slapen. Zijn ouders waren dikke vrienden met de Franse koning Lodewijk XVI. Maar het kon Robinspiere niet schelen. Hij vond het allemaal maar niks. Hij had stiekem, zonder dat zijn ouders dat wisten, vriendschap gesloten met een arme dakloze jongen uit Parijs genaamd Cèvin. Cèvin woonde onder Brûg de la Coco en had maar weinig eten vanwege de hongersnood. Vanavond had Robinspiere met hem afgesproken.

Het was middernacht. Voorzichtig om geen geluid te maken kwam Robinspiere uit bed. Hij liep zachtjes de trap af en deed voorzichtig de deur open. Heel langzaam liep hij over het grindpad. Hij liep naar het grote ijzeren hek en duwde het met moeite open. Hij glipte door het hek, maar toen hij het wilde sluiten maakte het een schrikwekkend hard piepgeluid. Angstig keek Robinspiere naar het huis. Binnen werden olielampen aangestoken, en Robinspiere stapte achter een van de grote bronzen beelden die aan beide kanten het hek stonden. Na een minuut zo gestaan te hebben gingen de lampen in de villa uit. Zijn ouders zullen wel gedacht hebben dat het vals alarm was. Vluchtig liep Robinspiere verder richting het centrum van Parijs.

Na een half uurtje gelopen te hebben kwam hij aan op zijn bestemming: Place de la Chat, Brûg de la Coco. Een eindje verderop stond Cèvin. Samen liepen ze een stukje verder, over random dingen pratend, toen opeens Cèvin voorstelde om naar Place Louis XV te gaan. Robinspiere stemde in en ze liepen richting het acht hectare grote plein. Cèvin kende daar een leuk café genaamd Cocotte en ze liepen er naar binnen. Robinspiere was nog nooit in een café geweest en vond het verbazingwekkend. Het café zat propvol, tot de nok volgepropt met mensen. Maar wat hij het meest interessant vond waren de gesprekken. Mensen hadden het over de hongersnood en hoe de koning en koningin daarvoor verantwoordelijk waren, maar ze hadden het ook over een revolutie. Cèvin vertelde dat ze een groot plan hadden om Frankrijk over te nemen en te hervormen.

Op de terugweg naar huis praatten ze nog wat en bij Place de la Chat splitsten hun wegen. Het was inmiddels zeven uur ‘s ochtends. Robinspieres ouders zouden wel ongerust zijn. Bijna rennend liep Robinspiere over de brede laan naar de villa. Hij stormde de trap op naar boven. Maar de deur van de slaapkamer van zijn ouders was nog dicht. Hij sloop naar zijn eigen kamer, zachtjes nu. Zijn ouders hadden niet eens door gehad dat hij weg was, wat een geluk.

Nog zes keer spraken de jongens af. Nu ook overdag, en dan spijbelde Robinspiere. Cèvin vertelde over de hongersnood en het leven van de derde stand. Robinspiere vertelde over zijn grote huis en de plannen van de koning. Na drie uur gingen ze weer naar huis.

Robinspiere werd midden in de nacht wakker omdat hij het warm had. Niet zomaar warm, erg warm. Nee, niet erg warm, extreem heet. Bloedheet. Het duurde even voordat hij het besefte, maar de villa waarin hij en zijn familie woonden stond in brand. Overal om hem heen stonden dingen in lichterlaaie. Zijn bureau stond in de fik, zijn kast, zijn boeken, zijn schoolspullen, zijn kleren. Zelfs het bed waar hij in zat brandde. Robinspiere keek om zich heen en kreeg een ijswekkende realisatie. Een rilling gleed over zijn ruggengraat. Hij zat gevangen. Alle uitwegen waren geblokkeerd. De gang was één groot vuur, en tussen hem en het raam bevond zich een grote vlammende balk. In de kamers rond die van Robinspiere hoorde hij dingen instorten. Langzaam begaf het huis zich onder het vuur. Buiten in de boze menigte stond Cèvin. Overal in het land bestormden mensen de huizen van de belangrijke rijke adel. Ze hadden ook dit huis bestormd en in de fik gezet. “Dat zou Robinspiere wel leuk vinden”, dacht Cèvin. Hij dacht aan de gesprekken van hem en Robinspiere. Robinspiere was eigenlijk best wel raar. Hij had alles. Eten, een groot huis, een goede opleiding, maar wil er niks van weten. “Ik zou wel een huis met twee grote bronz-“, dacht Cèvin. En toen snapte hij het. Het huis wat hij zojuist in de fik gezet had, het huis met de twee grote bronzen beelden bij de poort, was hetzelfde huis als waar Robinspiere in woonde. Snel riep hij Henriette, de serveerster, en Jacque, de barman van Cocotte, het café waar hij en Robinspiere hadden gepraat. Dit waren de mensen die hij het meest kon vertrouwen. Ze renden naar het brandende schuurtje en haalden 6 emmers. Twee per persoon en vulden ze met water. Ze renden het instortende huis in en probeerden de brand te blussen. Het was grote chaos. Alles om hen heen brandde en het plafond dreigde in te storten. Ze maakten de weg naar de bijna instortende trap vrij. Na drie minuten die als uren voelden hadden ze de deur van de kamer van Robinspiere bereikt. Ze blusten met een sissend geluid de laatste brandende balk tussen hen en Robinspiere en hielpen hem naar buiten. Robinspiere had het er goed vanaf gebracht. Naast wat brandplekken en verschroeide kleding had hij geen blijvend letsel opgelopen. Cèvin legde aan hem uit dat overal in en rond Parijs de huizen van belangrijke en rijke adel waren bestormd en dat ze zo snel mogelijk weg moesten komen. Ze glipten achter een aantal bosjes in de tuin en bekeken hoe ze het beste van het landgoed van de Rûttés af konden komen.

De boze menigte kwam steeds dichterbij en ze renden naar een andere verstopplaats. Dom, want een boze boer had hen gezien. De menigte stormde op hen af en ze moesten rennen voor hun leven. Ze renden door het grote ijzeren hek wat nu scheef aan zijn scharnieren hing en verstopten zich net op tijd achter de grote bronzen beelden. De menigte boze boeren stormde langs hun. Er stonden nog wat boeren te joelen voor het huis, maar die waren te ver weg om hun te herkennen. Ze hadden besloten Robinspiere onder te brengen in de kelder van Cocotte totdat ze een betere schuilplaats konden bedenken. Ze liepen over de brede laan terug naar Parijs, de hitte van het huis achter zich, een nieuwe toekomst tegemoet.

Geschreven door Robin Boers - 2021