De Franse Revolutie
Deze samenvatting bevat de hoofdzaken uit H4 van geschiedenis 2VWO. Geschreven door Robin Boerd voor toetsweek 4 van leerjaar 2.
Kenmerkenden aspecten
- Wetenschappelijke revoluties
- Absolutisme
- Democratische revoluties
Burgers in opstand
Koning Lodewijk XVI was een absoluut heerser. Dat betekent dat hij alle macht had en alleen verandwoording hoefde af te leggen aan God. De samenleving was in drie standen opgedeeld: de geestelijkheid, de adel en de burgers/boeren (de rest). Er was dus geen gelijkheid. De vorige machtige koning was Lodewijk XIV. Hij had de bijnaam ‘Zonnekoning’ en gaf veel geld uit aan oorlogen, pracht en praal. Er was veel kritiek op de koning. De Franse bevolking vond dit niet leuk en starte de Franse Revolutie. Er werd een belangrijk document gemaakt: ‘De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’. Ook kwam er een grondwet waar iedereen zich aan moest houden, ook de koning.
Lodewijk XIV, een absoluut heerser
In 1649 was Frankrijk in oorlog met Spanje. De staatskas was leeg, en dus voerde de minister van financiën een nieuwe belasting in. Het volk was daar niet blij mee en er braken opstanden uit. Lodewijk XIV was pas 11 en moest vluchten uit Parijs omdat de troon in gevaar was. Kardinaal Mazarin verdidigde de troon door verdeeldheid te zaaien onder de opstandelingen. Lodewijk werd op zijn 15e tot koning gekroond. Hij besloot na de dood van Mazarin voortaan alleen te regeren.
Hij was er van overtuigd dat de adel niet te vertrouwen was. Hij verliet Parijs en liet een nieuw paleis in het nabijgelegen dorpje Versailles. Er werden bijeenkomsten, evenementen en jachtpartijen georganiseerd, waar de adel verplicht bij aanwezig moest zijn. De koning deelde soms gunsten uit, zoals het aanwezig zijn bij zijn ontwaken. In het paleis en bijgelegen gebouwen woonden uiteindelijk 1200 adelijke gezinnen. Hierdoor had de koning de adel onder controle. Hij liet mensen die te machtig waren opsluiten. Hij zag zichzelf als het middelpunt van Frankrijk en trad vaak op als ‘Zonnekoning’ en liet alles versieren met zonnen.
De adel was belangrijk in het leger. Lodewijk bedacht een manier om de macht van de adel in het leger te beperken én tegelijkertijd het leger te hervormen. Hij wilde van de huurlegers af omdat die vooral trouw waren aan hun aanvoerder. Hij maakte daarom een nationaal leger met nieuwe rangen. Deze konden niet gekocht worden, maar werden op basis van talent toegewezen. Hij kon de oude rangen niet helemaal afschaffen, maar hij had wel volledige controle over een veel beter getraind leger.
Het ergerde Lodewijk dat er Franse protestanten (hugenoten) waren. Hij wilde dat zij allemaal nette katholieken werden. Hij schafte daarom het document dat de hugenoten toestond om hun eigen bestuur en onderwijs, het Edict van Nantes, te regelen af. Hierdoor kregen de hugenoten las van pesterijen. Ze mochten geen beroepen te beoefenen en werden gedwongen om soldaten onderdak te geven in hun huizen. Zij stolen alles en maakte de rest kapot. Lodewijk wilde dat iedereen katholiek werd en verhinderde dat zij het land konden verlaten. Maar bijna 200.000 man vluchtte naar het buitenland. Het is de grootste Europese migratie uit die tijd.
Lodewijk had een manier nodig om aan het volk uit te leggen dat hij zoveel macht had. De belangrijkste geestelijke aan zijn hof, Bossuet, regelde dat door het ‘Droit Divin’ te bedenken (het goddelijk recht). Dat betekent dat God de koning heeft aangewezen om zijn land te besturen en dat de koning daarom alleen verandwoording aan God hoeft af te leggen. De koning moest dan wel zijn best doen om zijn macht te gebruiken om het volk te dienen. Als een heerser alle macht heeft en alleen aan God verandwoording hoeft af te leggen noemen we dat abolutisme.
De belangrijkste minister van Lodewijk was niet van adel maar een burger. Minister Colbert was minister van financiën. Hij wilde het bestuur beter organiseren en schakelde wetenschappers in om Frankrijk machtiger en rijker te maken. Hij richtte staatsfabrieken op waar luxeprocuten waar de adel zo dol op was werden geproduceerd. Hij liet ook de beslastinginning verbeteren en verbood de handel in adelijke titels (omdat de adel geen belasting betaalde). Hij liet 30 indentanten de belsastinginning controleren, die snel de bijnaam ‘De dertig tirrannen’ kregen. Hij werd er zelf ook niet populairder van en kreeg de bijnaam ‘Man van marmer’.
Lodewijk was altijd op zoek naar rijkdom en glorie en gaf daarom veel geld uit aan oorlogen. Hij werd daardoor niet bepaald populair bij de andere Europese vorsten en liet zijn land bankroet achter toen hij stierf.
Lodewijk had het leger, de economie en belastinginning verbeterd, de adel in de politiek uitgeschakeld en maar één geloof ingevoerd. Ook op gebied van kunst en cultuur was hij een voorbeeld voor andere vorsten. Het gewone volk was echter niet tevreden met hem. Ze moesten steeds meer belasting betalen om zijn oorlogen te financiëren. Ze werden vaak geplunderd door rondtrekkende soldaten. Bij de begrafenis van Lodewijk XIV werd er modder naar zijn stoet gegooid.
Kritiek en idealen: De Verlichting
Lodewijk XV vond wetenschap en kennis erg belangrijk en moedigde het schrijven van een encyclopedie aan. Maar hij was snel teleurgesteld. Er stond bijvoorbeeld in dat ‘niemand van de natuur het recht heeft gekregen te heersen over anderen’, en er stonden ook geen positieve dingen over de kerk in. De koning liet de encyclopedie verbieden en de schrijver, Denis Diderot, oppakken. Toen hij uit de gevangenis kwam liet hij zijn boeken alsnog zogenaamd in Zwitserland drukken, maar mensen konden ze gewoon stiekem kopen.
Gewone mensen wilde steeds meer aan wetenschap doen. Dit leide tot een nieuwe manier van denken genaamd het rationalisme. In plaatsvan uit te gaan van je geloof denk je logisch over dingen na en trek je daaruit conslusies. Geleerden in Europa begonnen na te denken over verbeteringen in de politiek en het bestuur en de rechten van burgers. De verlichting was de periode waarin veel vragen en ideeen over een nieuwe samenleving ontstonden.
John Locke was een geleerde uit Engeland. Daar gelde The Bill of Rights, waar John bij betrokken was geweest bij de opstelling daarvan. Hij vond dat het absolutisme in tegenspraak was met de rede: het vermogen om logisch na te denken. Hij vond dat mensen als een ‘onbeschreven blad’ geboren werden en daarmee bedoelde hij dat niet gelijk iemand meer politieke rechten dan een ander moet hebben bij geboorte. Hij vond dat de vorst in dienst van het volk moest regeren en anders mocht worden afgezet. Hij vond ook dat de natuurwetten bepaalde dat ieder mens gelijke rechten had.
Montesqieu was van adel en had inspraak op het bestuur in Frankrijk. Maar hij vond de gang van zaken daar niet goed. Hij reisde naar Engeland om daar de wetten te bestuderen. Montesqieu stelde de trias politica op (scheiding van de machten).Volgens hem waren er drie machten:
- De wetgevenden macht: heeft het recht om wetten goed of af te keuren.
- De uitvoerenden macht: zorgen dat de wetten worden nageleefd.
- De rechtsprekende macht: straffen uitdelen voor overtredingen van de goedgekeurde wetten.
Omdat macht gevaarlijk is mogen nooit alle drie de machten in handen van één persoon komen. De machten moeten elkaar controleren en in bedwang houden. Hij was tegen democratie. Hij vond dat de rijke adel het land wel kon besturen als ze het algemeen belang in de gaten zouden houden. Hij vond dat het arme volk niet genoeg scholing had gehad om het algemeen belang in de gaten te houden.
Jean-Jacques Rousseau was een filosoof en romanschrijver. Hij vonden verstand en rede niet het belangrijkst. Hij vond het belangrijk dat mensen met liefde en met hun ‘hart’ nadachten. Teveel wetenschap was niet goed voor mensen. Het was belangrijk dat kinderen de natuur in gingen en zelf dingen ontdekte. Hij vond dat een goede burger niet aan zichzelf dacht maar aan de gemeenschap. Er moesten afspraken worden gemaakt tussen het bestuur en de burgers. Hij noemde dit het ‘sociaal contract’ daarbij was geen koning nodig. Mensen konden dat prima onderling regelen.
Dus:
- John Locke vond dat iedereen gelijk was en dat de rede belangrijk was. Koning regeerde in dienst van het volk en zo niet mocht hij worden afgezet.
- Montesqieu vond het belangrijk dat de machten werden gesplitst en dat ze elkaar controleerde. Niemand mocht alle drie de machten in handen hebben.
- Rousseau vond het belangrijk dat mensen met hun gevoelens dachten en vond dat er afspraken moesten worden gemaakt tussen de burgers en het bestuur. Koning overbodig.
- Denis Diderot vond dat niemand van de natuur het recht had gekregen over andere te heersen, en vond het belangrijk dat iedereen zelf info kon opzoeken, en dus niet alles via de kerk hoefde.
De ideeën werden verspreid via boeken die stiekem (“onder de toonbank”) verkocht werden. Ook waren ‘salons’ populair. Dit ware bijeenkomsten (vaak georganiseerd door rijke dames) bij iemand thuis. Het leek alsof wat vrienden bij elkaar kwamen, waardoor de machthebbers het niet erg vonden. Hierdoor was het wel vooral de rijke burgers die van de nieuwe ideeën wisten.
Het oude regime
Vóór de Franse revolutie stond de koning aan het hoofd van de regering en had alle macht. Na de Franse Revolutie noemde mensen deze periode het Ancien Régime (het oude bewind). Net als in veel landen was het toen nog een standenmaatschappij. De standen hadden geen gelijke rechten. De adel en de geestelijkheid mochten veel meer dan de burgerij. Er waren drie standen:
- De geestelijkheid:
De mensen met een functie binnen de katholieke kerk. Sommige waren heel rijke (bischoppen) en andere arm (dorpspriesters). De kerk had veel land maar hoefde daarover geen belasting te betalen. De taak van de kerk was zielzorg (begrafenissen, dopen, kerkdiensten etc), maar maar weinig geestelijken waarden daarmee bezig. Wat de rest deed was onduidelijk. - De adel:
Dit waren mensen met een titel (baron, graaf). Ze hoefde geen belasting te betalen. Ze zeiden dat ze betaalden met hun “bloed”, door belangrijke posities in het leger te bedekken. Daarnaast bestond er ook nog de administratieve adel. Zij hadden belangrijke functies in het bestuur en de rechtspraak. - De boeren en burgerij (de rest dus)
Dit was iedereen die niet bij de eerste of tweede stand hoorde (=90% van het volk). Het verschil in rijkdom was enorm (rijke dokter en arme boer). Mensen uit de derde stand waren vaak ontevreden omdat ze veel minder rechten hadden dan de adel en geestelijkheid + veel belasting.
Boeren hadden extra bezwaar omdat ze veel belasting moesten betalen, maar daarop nog de grond moesten pachten (betalen werd vaak gedaan met een deel van de oogst). Daarnaast was er nog de gabelle (zoutbelasting). En iedereen moest een verplichte hoeveelheid zout per jaar kopen (zeven pond).
De Franse Revolutie
Koning XVI was in de stress omdat er een enorme staatschuld was. Over zijn vrouw waren vreselijke roddels omdat hij en zijn vrouw er niks aan deden hun uitgaven te beperken. Marie-Abtionette werd hét symbool voor alles wat fout was in Frankrijk. Ze werd Madame Déficit genoemd (mevrouw Staatsschuld). De koning riep de Staten-Generaal bijeen. Alle standen werden gevraagd klachten van hun stand te verzamelen. De klachten werden verzameld in een klachtenboek getiteld “Cahier de Doléances. Daarnaast was er een hongersnood vanwege een mislukte oogst.
De Staten-Generaal was een teleursteling voor de derde stand. Iedere stand moest apart vergaderen. Er werd per stand gestemd. Dat betekent dat de derde stand maar één stem had tegen de twee stemmen van de adel en geestelijkheid. Ze besloten zich niks van de andere standen aan te trekken en startte de Nationale Vergadering in een nabijgelegen kaatsbaan. Ze zwoeren daar pas weg te gaan als Frankrijk een grondwet had.
De koning liet de andere standen zich bij de Nationale Vergadering voegen, maar liet Parijs omsingelen om weer controle over de situatie te krijgen. De inwoners van Parijs waren woedend en een menigte bestormde de Bastille, een gevangenis die symbool stond voor de absolute macht van de koning(en). Toen het nieuws daarover zich verspreidde kwam overal in het land de arme bevolking in opstand.
De leden van de Nationale Vergadering gebruikte de opschudding om de voorrechten van de andere standen af te schaffen. Ze voerde ‘De Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger’. Daarin was te lezen dat iedereen voor de wet gelijk was, iedereen belasting moest betalen (en eerlijker moesten worden verdeeld) en dat de standen werden afgeschaft. Totaal waren het 17 artikelen. De koning werd door een groep gewapende Franse vrouwen opgehaald uit Versailles en gedwongen de verklaring te tekenen.
Toen de grondwet af was twijfelde de koning hem te ondertekenen en besloot daarom te vluchten. Uiteindelijk werd hij gedwongen hem te tekenen. Frankrijk werd een constitutionele monarchie. Dat is een koninkrijk met een grondwet. De koning had wel het vetorecht (recht om wetten tijdelijk tegen te houden). Vanwege al de voorwaardes voor het stemmen op mensen in het parlement kon maar 15% van de bevolking stemmen. Vrouwen helemaal niet. Sad.
Er was veel discussie over of Frankrijk een monarchie moest blijven, ja of nee. Vooral de rijke burgers vonden het zo wel prima en wilde dat alles zo bleef. Dit noem je de gematigde. De mensen die nog steeds niet konden stemmen (arme bevolking) en last hadden van stijgende prijzen wilde wel meer veranderingen en noemen we de radicalen.
Er waren problemen:
- Het nieuwe bestuur had het leger niet onder controle
- Staatsschuld nog steeds niet opgelost
- Gevluchte adel vormde legers in het buitenland
De koning en koningin hadden geheime contacten met belangrijke tegenstanders van Frankrijk in het buitenland. Toen dat uitkwam werd de koning afgezet en onthoofd, zijn vrouw volgde kort daarna.
Binnen de radicalen waren de Jacobijnen het fanatiekst en extreemst. Ze hadden door het hele land afdelingen en hadden steeds meer invloed. Ze vonden dat iedereen die niet vond dat de koning onthoofd moest worden een vijand was. Ze wilde dat de revolutienele ideëen op scholen onderwezen zouden worden en door Europa verspreid zouden moeten worden. Uiteindelijk kwamen ze aan de macht dankzij een staatsgreep. Ze stonden onder leiding van hun president Robespierre en onthoofde alle belangrijke politici en burgers die ze als vijanden beschouwde. De periode waarin ze aan de macht waren noemen we het Terreur. Het Terreur stopte pas toen Robespierre zelf werd onthoofd.
De Franse bleven oorlog voeren en namen De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden over en doopte deze om naar de Bataafse Republiek. Het leger moest gereorganiseerd worden om suc6vol te blijven. Daarom werd er besloten dat de belangrijke posities nu op basis van talent zouden worden gegeven. Verder kwam er dienstplicht.
Dus samengevat:
- Er is een hongersnood en staatsschuld
- De Staten-Generaal wordt bijeen geroepen
- De Nationale Vergadering wordt gestart
- Parijs wordt omsingelt en mensen komen in opstand
- Bestorming Bastille
- Invoering ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger’
- Koning opgehaald door gewapende Franse vrouwen en gedwongen de verklaring te ondertekenen
- Grondwet af en wordt ondertekend door de koning, maar vrouwen hebben nog steeds geen rechten
- Gematigde vinden het prima maar de radiaclen niet
- Problem blijven
- Koning afgezet en onthoofd
- Jacobijnen plegen staatsgreep
- Blangrijke politici en burgers onthoofd
- Het Terreur
- Robespierre onthoodfd, einde Terreur
- Leger gereoragniseerd
Een buitenstaander grijpt de macht: Keizer Napoleon
Napolean Boneparte was van een arme adelijke familie op Corsica. Hij was een kundig legeraanvoerder die hogerop was gekomen in het leger dankzij de nieuwe regels in het revolutie leger. De regering die nu aan de macht was in Frankrijk was niet populair en corrupt. Na grote successen op het slagveld werd Napoleon populair en na een staatsgreep in 1799 greep hij de macht. Hij schreef een nieuwe grondwet. Hij liet ook veel schilderijen van zichzelf maken om het volk te laten zien hoe fantastisch hij was.
Alle wetten kwamen in één wetboek genaamd de Code Napoléon.
- Voor iedereen golden dezelfde wetten en straffen
- Heel Frankrijk werd vanuit één plaats bestuurt
- Het onderwijs werd verbeterd
De Code Napoléon gold in alle door Frankrijk veroverde gebieden. Ook liet Napoleon overal de standenmaarschappij en horigheid afschaffen. Om zijn macht te onderstrepen kroonde hij zichzelf tot keizer. Normaal doet een paus dat, maar dat zu betekenen dat de Kerk meer macht had dan hij, en daarom deed hij het zelf. Verder werd vrijheid van meningsuiting weer afgeschaft en censuur weer ingevoerd, maar de bevolking vond dat destijds niet erg (ze hadden wel erger meegemaakt).
Door de nieuwe dienstplicht waren er meer en beter gemotiveerde soldaten. Door successen op het slagveld te blijven behalen bleef Napoleon populair. Hij luisterde goed naar de soldaten en nam hun klachten serieus. Daarom, en omdat hij meevocht in de frontlinie, bleef Napoleon ook populair onder de militairen.
Ook Nederland werd veroverd en omgetoverd tot de Bataafse Republiek. De verlichte ideëen waren voordat de Fransen kwamen al populair in De Republiek, en daarom werden de Fransen goed ontvangen (met vrijheidsbomen). Een groep Nederlanders had al eerder geprobeerd de stadhouder Willem V af te zetten, maar toen was de stadhouder gered door het leger van de Pruisen (het huidige Duitsland / Polen). Na de komst van de Fransen vluchte Willem V gelijk naar Engeland. Veel pattriotten die eerder naar Frankrijk waren gevlucht kwamen terug. Er kwam een grondwert: De Bataafse Regeling (later werd de Code Napoléon ook hier ingevoerd). Maar de Fransen wilde invloed in het bestuur, en daarom stuurde Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon naar Nederland om koning te zijn. Hij was de eerste Nederlandse koning. Maar Napoleon vond dat zijn broer te weinig voor Frankrijk deed en stuurde hem weg en Nederland werd onderdeel van Frankrijk.
Napoleon was in oolog met Engeland en probeerde Engeland uit te putten door het Continentaal Stelsel in te voeren. Dat betekende dat het Europese continent niet met Engeland mocht handelen. Rusland hield zich daar niet aan, en Napoleon voelde zich uitgedaagd. Hij vertrok met een enorm leger richting Rusland. De Russen gebruikte de ‘tactiek van de verschroeide aarde’ en het grootste deel van Napoleons leger stierf. Napoleon liet zijn soldaten in de steek en ging terug. Een jaar later versloeg een enorm leger van Russen, Oostenrijkers en Pruisen Napoleon bij Leipzig, waarna hij werd verbannen naar Elba (een eiland aan de kust van Italiën)
Napoleon onsnapte van Elba en wist binnen 100 dagen een groot Frans leger samen te stellen. De leiders van Engeland, Nederland en Pruisen verzamelde hun legers in Zuid-Nederland en verloegen Napoleon bij Waterloo, waarna hij voorgoed werd verbannen naar St. Helena in de Atlantische Oceaan. Hij vond zelf dat hij te vroeg was verslagen en hij vond dat zijn grootste behaling was dat hij overal de Code Napoléon had kunnen invoeren.
Dus:
- Napoleon is van een arme adelijke familie en is een goede legeraanvoerder
- Staatsgreep
- Invoeren Code Napoléon
- Overal standenmaatschappij en horigheid afsgeschaft
- Nederland veroverd en krijgt een grondwet. De broer van Napoleon wordt er koning.
- Napoleon stuurt Lodewijk weg en NL wordt ingelijfd bij Frankrijk
- Invoeren Code Napoleon in NL
- Oorlog met Engeland en invoeren Continentaal stelsel
- Rusland aangevallen en verloren, leger verbrokkeld
- Verslagen in Leipzig en verbannen naar Elba
- Ontsnapt van Elba en krijgt groot Frans leger op de been
- Verslagen in Waterloo en verbannen naar St. Helena
- Schrijft memoaires ofzo