Cellen
Organen en weefsels
Cel -> Weefsel -> Orgaan -> Orgaanstelsel -> Organisme
Cel
Een organisme (bijv. de mens, een plant of kat) bestaat uit cellen. Cellen zijn piepklein. Je kunt ze alleen door een microscoop zien. Ze zien er dan plat uit, maar ze kunnen elke vorm hebben (bijv. een bol, kubus of ster) De vorm hangt af van de functie
Weefsel
Cellen zijn er in verschillende types. Elk type heeft een functie. Cellen met hetzelfde type die bij elkaar liggen heten een weefsel. Zo heb bijvoorbeeld spierweefsels, of botweefsel.
Bij veel weefsels bevindt zich tussen de cellen tussenstof, de vorm hangt af van het type cel.
Orgaan
Meerdere weefsels die samenwerken heet een orgaan. Voorbeelden van organen zijn bijvoorbeeld het hart, de longen, of je tong. Sommige organen hebben meerdere functies. Zo beschermt je huid je niet alleen (ja, de huid is ook een orgaan), maar regelt die ook voor een groot deel je lichaamstemperatuur. Planten hebben ook organen, bijvoorbeeld de wortels, stengels en bladeren
Orgaanstelsel
Als organen samenwerken heet dat een orgaanstelsel. Zo vormen het hart en de bloedvaten het bloedvatenstelsel. Andere voorbeelden zijn het ademhalingsstelsel (de longen, bronchie en de luchtpijp) en het beenderstelsel (schedel, ribben, wervelkolom en dijbeen).
Organisme
Een organisme is een levend wezen. Bijvoorbeeld een plant, dier, mensen of vis.
Cellen
Hoe ziet een cel eruit??
Een dierlijke cel bestaat uit het cytoplasma (celplasma), de celmembraan, de celkern en de kernmembraan
Een plantaardige cel heeft een grote vacuole. Dat is een soort ‘blaasje’ gevuld met vocht. Er zit water met opgeloste stoffen in. Ook heeft een plantaardige cel een celwand. Dat is een soort beschermlaag rond de cel. Hij zorgt voor stevigheid. (En het is een tussenstof.)
In het cytoplasma van een plantaardige cel zitten soms plastiden (korrels). Zo heb je bladgroenkorrels (in planten, zorgen voor fotosynthese) en kleurstofkorrels in bijvoorbeeld een tomaat.
De celkern, chromosomen en DNA
Een celkern bevat chromosomen. Dat zijn langgerekte dunne ‘draden’. Met een microscoop zijn chromosomen niet te zien, behalve als de celkern zichzelf deelt.
Mensen hebben per cel 46 chromosomen. In elke cel die we hebben. Cellen die deel uitmaken van ons lichaam heten lichaamscellen. Zo heb je huidcellen, spiercellen en levercellen. Elk organisme heeft in zijn lichaamscellen een vast aantal chromosomen.
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA. Dat is een erg langgerekt molecuul, dat om eiwitten gewonden is. Doordat DNA in elkaar draait, zijn de chromosomen korter en dikker, en zijn ze zichtbaar bij de celdeling. DNA bevat heel veel informatie over je. Bijvoorbeeld je kleur ogen, of haar. Omdat die eigenschappen erfelijk zijn, heten ze erfelijke eigenschappen. In elke cel zijn al deze eigenschappen aanwezig. Maar, de eigenschap van bijvoorbeeld je oogkleur, is alleen actief in je oog.
DNA is eigenlijk een lange wenteltrap met meer dan een miljoen treden. Iedere trede bestaat uit twee stukjes die precies in elkaar passen. Het zijn vier stukken, die steeds paren vormen. Die stukken heten basen . Ze worden aangegeven met de letters A, T, G en C. In je DNA zitten duizende eigenschappen, die allemaal duizende basen nodig hebben. De eigenschap wordt bepaald door de volgorde waarin de basen liggen. Zo stukje van je DNA heet een gen.
Alle genen bij elkaar bezitten alle informatie die je lichaam nodig heeft om te functioneren. Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben, de rest is inactief. Welke genen actief zijn, hangt af van de locatie van de cel in het lichaam.
Hoe werkt celdeling?
Vaak ontwikkelt een van de dochtercellen zich tot gespecialiseerde cel. Dat zijn cellen met een bepaalde functie. Gespecialiseerde cellen kunnen zich niet meer delen. De andere dochtercel blijft dan een stamcel. (een cel die zich nog kan delen)
Het ordernen van organismen
Om organismen te ordenen hebben we 3 domeinen, met beide rijken. We delen organismen in in deze groepen door naar hun cellen te kijken. De domeinen zijn: de bacteriën, archea, en eukaryoten. De bacteriën en archea worden samen de prokaryoten genoemd.
De eukaryoten worden verder ingedeeld in 3 rijken: dieren (hieronder vallen mensen ook), planten de schimmels.