Polymeren en groene chemie

Polymeren

Een polymeer is een hele lange koolstofketen.

Thermoplast Thermoharder
Ketens bij elkaar gehouden door VDW (zwak) \(\implies\) smelt bij verhitten Ketens aan elkaar gekoppeld met covalente bindingen \(\implies\) smelt niet

Kookpunt en fase

Polymeren bestaan uit gigantische moleculen, dus de onderlinge VDW is relatief groot. Daarom zijn ze vast bij kamertemperatuur.

Het kookpunt van een polymeer hangt af van (minst naar meest belangrijk):

Weekmakers

Je kan een plastic zachter (kneedbaar) maken met een weekmaker zoals aceton:

Weekmaker

De aceton neemt de plek van lucht in beslag, waardoor de VDW-kracht kleiner wordt. Daardoor wordt het plastic kneedbaar.

Oplosbaarheid in water

Groene chemie

Atoomeconomie

De atoomeconomie bepaalt hoe efficiënt een reactie is. Stel je hebt de reactie \(\ce{A + B -> C + D}\) om \(\ce{C}\) te produceren. Er blijft altijd rest \(\ce{A}\) en \(\ce{B}\) over, omdat geen enkele reactie 100% verloopt. Ook ontstaat er \(\ce{D}\), wat voor ons een afvalstof is. Om de efficiënte te berekenen gebruik je de formule:

\[\text{atoomeconomie} = \frac{m_{\text{gewenste eindproducten}}}{m_{\text{beginstoffen}}} \cdot 100\% \]

\[= \frac{m_C}{m_A + m_B} \cdot 100\%\]

E-factor

Een andere manier om de impact van een reactie op het milieu te meten is met de E-factor. De E-factor geeft aan hoeveel kg afval ontstaat per kg gewenst reactieproduct:

\[E = \frac{m_{\text{beginstoffen}} - m_{\text{gewenste eindproducten}}}{m_{\text{gewenste eindproducten}}}\]

In de ideale situatie is de E-factor zo laag mogelijk. Hoe laag “goed” precies is verschilt per situatie. Er is geen harde grens tussen een “groene” en “niet groene” reactie, het is altijd een tradeoff tussen de verschillende regels uit B99.

Koolstofchemie & naamgeving

Isomeren

Je herkent een stereoisomeer aan een koolstofatoom met vier verschillende groepen. Je kan dan twee mogelijke spiegelbeelden hebben:

Spiegelbeeld \(180 ^{\circ}\) gedraaid
Spiegelbeeldisomeer Spiegelbeeldisomeer, 180 graden gedraaid

Met meerdere stereocentra krijg je nóg meer mogelijke spiegelbeelden:

\[\text{mogelijke spiegelbeelden} = 2^{\text{aantal stereocentra}}\]

Functionele groepen

Naam Structuur Voorvoegsel Achtervoegsel
Alcohol \(\ce{R}-\ce{OH}\) hydroxy- -ol
Amine \(\ce{R}-\ce{NH2}\) amino- -amine
Zuur \(\begin{array}{c} \ce{O}\text{ }\\ \|\text{ }\\ \text{ }\text{ }\ce{R}-\ce{C} - \ce{OH} \end{array}\) - -zuur
Ether \(\begin{array}{c} \small|\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\small|\\ \ce{R}-\ce{C}-\ce{O}-\ce{C}-\ce{R}\\ \small|\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\small|\\ \end{array}\) [alk]oxy- -
Keton \(\begin{array}{c} \ce{O}\\ \|\\ \ce{R}-\ce{C}-\ce{R}\\ \end{array}\) oxo- -
Aldehyde \(\begin{array}{c} \small |\\ \ce{R}-\ce{C} = \ce{O} \end{array}\) oxo- -
Ester \(\begin{array}{c} \ce{O}\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\\ \|\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\\ \text{ }\text{ }\ce{R}-\ce{C} - \ce{O} - \ce{C} \end{array}\) -oaat (naamgeving afwijkend)
Peptide \(\begin{array}{c} \ce{O}\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\\ \|\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\text{ }\\ \text{ }\text{ }\ce{R}-\ce{C} - \ce{NH} - \ce{C} \end{array}\) ??

Estervorming

Schematische tekening van de vorming van een ester uit een zuur en een alcohol, waarbij een ester en water ontstaat

De naamgeving van esters is afwijkend: de stamnaam is niet de langste koolstofketen, maar de koolstofketen van het originele zuur. Je gebruikt het achtervoegsel -oaat.

Triviale namen voor zuren en zouten

Triviale naam Formule
Zwavelzuur \(\ce{H2SO4}\)
Salpeterzuur \(\ce{HNO3}\)
Azijnzuur \(\ce{CH3COOH}\)
Zoutzuur \(\ce{H3O+ + Cl-}\)
Soda \(\ce{Na2SO4}\)
Natronloog \(\ce{Na+ + OH-}\)
Kaliloog \(\ce{K+ + OH-}\)
Kalkwater \(\ce{Ca+ + 2OH-}\)

Let op:

Naam Formule
Ammoniak \(\ce{NH3 _{\text{(g)}}}\)
Ammonia \(\ce{NH3 _{\text{(aq)}}}\)
Ammonium \(\ce{NH4+}\)

Zoutformules

Lading Naam Formule
1+ Ammonium \(\ce{NH4+}\)
1- Hydroxide \(\ce{OH-}\)
Nitraat \(\ce{NO3-}\)
Nitriet \(\ce{NO2-}\)
Waterstofcarbonaat \(\ce{HCO3-}\)
Acetaat/ethanoaat \(\ce{CH3COO-}\)
2- Carbonaat \(\ce{CO3^2-}\)
Sulfaat \(\ce{SO4^2-}\)
Sulfiet \(\ce{SO3^2-}\)
3- Fosfaat \(\ce{PO4^3-}\)
Fosfiet \(\ce{PO3^3-}\)

Indicatoren

Indicator Voor
Kalkwater \(\ce{CO2}\)
Kalkwater \(\ce{CO2}\)

Blokschema’s

In een blokschema heb je verschillende ruimtes (blokken) waarin een chemisch process plaatsvindt en pijpleidingen daartussen (pijlen), waarin je de stofstromen kan zien.

Reactie

Je herkent een reactie aan een stofomzetting:

Een stofomzetting in blokschemavorm

Scheiding

Je herkent een scheiding aan een mengsel dat via één stofstroom binnenkomt en via gescheiden stofstromen het blok weer verlaat:

Een scheiding in blokschemavorm

Stofstromen bij destilleren

Bij een destillatie is de bovenste pijl de stof met het hoogste kookpunt.