Rechtsstaat
Nederland is een sociale democratische rechtsstaat:
- Sociaal: wetten en voorzieningen om de welvaart te bevorderen.
- Democratisch: burgers mogen stemmen en zo meebeslissen over wetgeving.
Een rechtsstaat beschermt burgers van elkaar en van machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Dit gaat door middel van grondrechten en grondbeginselen, die we hierna zullen bespreken.
- De grondwet: legt grondwetten voor elke burger vast.
- Soevereiniteitsbeginsel: binnen de grenzen van ons land gelden onze wetten en heeft de overheid een geweldsmonopolie.
- Legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen handelen als het vastgelegd staat in de wet en moet zich zelf ook aan de wet houden.
- Trias politica: de (staats)macht is gescheiden.
In een rechsstaat is er veel sociale cohesie: mensen durven bindingen met elkaar aan te gaan. Er is vertrouwen en wederkerigheid: mensen houden zich aan de wet omdat anderen dat ook doen, en we daar allemaal beter van worden. Ook is er rechtszekerheid: de overheid moet zich ook aan de gemaakte wetten en afspraken houden.
Dit komt omdat mensen een sociaal contract sluiten: ze spreken af om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te leven. Om er zeker van te zijn dat mensen zich aan die wederkerige belofte houden, speelt de staat scheidsrechter, met behulp van een geweldsmonopolie (alleen de staat mag geweld gebruiken).
De staat bepaalt dus wat burgers wel en niet mogen doen door middel van wetgeving en handhaaft dit. De burgers bepalen echter zelf welke macht de staat over hun zal uitoefenen, door democratische verkiezingen. Om ervoor te zorgen dat niemand de staat overneemt is de (staats)macht in drieën gesplitst: de trias politica. Een aantal andere vormen van regeren:
- Autoritair regime: Één machthebber of een kleine elite heeft alle macht.
- Verlichte dictatuur: Een autoritair regime of dictatuur waarbij de machthebber enigzins rekening houd met de bevolking.
De grondwet
Onze grondwet heeft de volgende functies:
- Bevat fundamentele (grond)rechten
- Begrenst de staat
- Legt uit hoe de overheidsorganen zoals de Eerste en Tweede Kamer werken.
Nederland heeft drie belangrijke fases in de grondwet gehad:
-
De eerste versie van de grondwet, toen na de val van Napolean de constitutionele monarchie werd opgezet. Daarin was er maar één grondrecht: vrijheid van godsdienst.
-
De herschreven grondwet onder leiding van Thorbecke. De koning had bijna geen macht meer en werd onschendbaar. Er was cencuskiesrecht: rijke mannen mochten stemmen. De staat was een nachtwakersstaat: de overheid beschermde alleen de veiligheid van de burgers.
-
Na de Tweede Wereldoorlog werd de grondwet uitgebreid met het recht op sociale zekerheid en bescherming tegen discriminatie. Nederland werd een verzorgingsstaat.
Je kan grondrechten onderverdelen in een aantal categoriën:
-
Klassieke grondrechten: recht op persoonlijke en politieke vrijheid en gelijke behandeling. Hierin is de overheid passief; ze mag niet ingrijpen. Rechters spelen wel een belangrijke rol.
-
Sociale grondrechten: recht op werkgelegenheid, een woning, een uitkering, sociale zekerheid, volksgezondheid. Hierbij heeft de overheid een actieve rol.
Voor grondrechten geldt wederzijdse erkenning: als jij gebruik mag maken van een recht mag een ander dat ook, en het uitoefenen van een recht mag nooit het recht van een ander inperken.
Dat is ook de betekenis van deze zin die steeds terugkeert in de grondwet:
Behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.
Grondrechten hebben op twee manieren werking:
- Verticaal: tussen burger en overheid.
- Horizontaal: tussen burgers onderling.
Er is geen rangorde in de grondrechten, het is niet zo dat de één voor de ander gaat. Als grondrechten elkaar tegenwerken wordt er dus per geval bepaald wat er moet gebeuren.
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel houdt het volgende in:
- Al het overheidshandelen berust op wetgeving.
- Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd.
- De overheid moet zich zelf ook aan de wet houden (rechtszekerheid).
Wetten moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen:
- gelden voor iedereen.
- moeten openbaar en begrijpelijk zijn.
- mogen geen onmogelijke eisen stellen.
- mogen niet met terugwerkende kracht worden ingesteld.
- mogen niet te vaak veranderen.
- moeten redelijk en zorgvuldig zijn (bijvoorbeeld niet een te zware straf)
- moet rechtvaardig zijn, zodat mensen niet het recht in eigen hand nemen (eigenrichting).
- wetten mogen niet te veel verschillen tussen landen.
Dit zorgt ervoor dat mensen weten waar ze aan toe zijn en zich dus ook sneller aan de wet zullen houden.
Wetten kunnen veranderen als onze opvattingen of normen en waarden veranderen.
Uitbouw rechtsstaat
Door de verzorgingsstaat en sociale rechtsstaat raakte de overheid overbelast. Daarom kwamen ze tot het “geniale” idee om een groot deel van de staat(sbedrijven) te privatiseren, waardoor ze zelfstandig onder de marktwerking zouden functioneren. Om toch controle te behouden stelde de overheid marktautoriteiten op, die als toezichthouders functioneerde.
Trias politica
Om te voorkomen dat een kleine groep mensen teveel macht krijgt wordt de (staats)macht opgesplitst in:
-
De wetgevende macht: maakt wetten. In Nederland is dit het parlement (de Eerste en Tweede Kamer). De wetgevende macht wordt gekozen door de burgers. De Eerste en Tweede kamer controleren elkaar. Ze controleren ook deels de rechtelijke macht omdat ze de wetten kunnen aanpassen in reactie op uitspraken van de rechter.
-
De uitvoerende macht: voert de wetten uit en handhaaft ze. In Nederland zijn dit de regering (het kabinet + ambtenaren) en de koning.
-
De rechtelijke macht: controleert de wetgevende en uitvoerende macht en beheert de rechtstrpaak. Er is interne controle doordat je in beroep kan gaan bij het gerechtshof of de Hoge Raad. Als er sprake is van vooroordelen noem je dat rassen- of klassenjustitie.
Soms worden ambtenaren ook wel de Vierde macht genoemd. Dat is omdat de wetgevende macht alleen kaderwetgeving maakt; in sommige gevallen mogen ambtenaren zelf besluiten hoe ze wetgeving uitvoeren. Dit noem je discretionele bevoegdheid. Daarbij kunnen zij ook macht uitoefenen, vandaar de Vierde macht.
In Nederland mag de regering ook wetsvoorstellen doen. De uitvoerende macht heeft dus ook een beetje wetgevende macht. Als één groep meerdere machten heeft noem je dit verwevenheid.
Rechters maken bij hun beslissingen gebruik van jurisprudentie. Dat betekent dat ze kijken welke uitspraken er eerder zijn gedaan in vergelijkbare situaties en hun keuze daarop baseren.