Verhaalanalyse

Proza zijn verhalende teksten die niet rijmen. Een vorm daarvan is een roman (lang fictief verhaal) of autobiografie (beschrijft het leven van de auteur). De kenmerken van literatuur zijn:

Een verhaal bestaat uit personages. Die zijn:

In een verhaal spreek je vaak van het conflictmodel. Het verhaal begint met een evenwicht. Dat wordt verstoord door een conflict waarmee het hoofdpersonage wat moet. Daarna volgt een nieuw evenwicht. Vaak bevat het conflict ook sub-conflicten.

Het perspectief van een verhaal is het oogpunt van een karakter waarvanuit het verteld wordt. Je hebt verschillende soorten:

Een perspectief kan niet betrouwbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan een personage dat dronken, high, stoned, te jong of in een psychose is. Dan is de informatie die je krijgt onvolledig, vertekend of onjuist.

De setting van een verhaal zegt iets over de plaats, tijd en omstandigheden waarin een verhaal zich afspeelt. De functie van de ruimte waarin een verhaal zich afspeelt kan zijn:

Spanning (≠ spannend) zorgt ervoor dat je verder wil lezen. Dit kan door:

Je kan als schrijver met de chronologie van een verhaal spelen. Je hebt 2 soorten tijd:

Je kan de vertelde tijd laten afwijken van de verteltijd. Dit kan door:

De volgorde van het verhaal wordt met 2 begrippen aangeduid:

Als suject ≠ fabel spreek je van a-chronologie. Voorbeelden daarvan zijn:

Een verhaal kan op meerdere manieren beginnen:

Een verhaal kan ook op meerdere manieren eindigen:

Verhaalmotieven zijn dingen die in het verhaal verwoven zitten die steeds weer opduiken (herhaling in een verhaal dus):

Het thema van een verhaal is de onderliggende boodschap: waar de schrijver de lezer over aan het denken wil zetten. Een thema is eigenlijk waar het verhaal ‘echt’ om gaat.