Krachten en energie

Samenvatting Natuurkunde voor H2 en H3 van Nova leerjaar 3VWO. Geschreven voor toetsweek 2 van leerjaar 3VWO.

Krachten

Effecten

Evenwicht: als 2 krachten elkaar opheffen

Soorten

Eigenschappen

Weerstand

Krachtmeter

Bestaat uit:

Eerste wet van Newton

Is een voorwerp in rust of beweegt het met een constante snelheid in een rechte lijn? Dan is de resultante 0 N.

Als je een kracht toevoegd:

x,t-diagram

Plaats-tijd. Loop je een rondje en eindig je op het zelfde punt: 0.

<image 1>

Rust

<image 2>

Constante snelheid

v,t-diagram

Snelheid-tijd. Een eenparige beweging is een beweging die constant is. Dat kan een constante versnelling, vertraging of normale beweging zijn. Je ziet dat als een rechte lijn op de grafiek.

<image 3>

Constante snelheid

<image 4>

Versnelling

Ons zonnestelsel

8 planeten:

Aardse planeten hebben allemaal een atmosfeer (behalve mercurius) en vaste grond. Gasreuzen bestaat uit gas (duh).

De planeten hangen in een baan rond de zon in de vorm van een ellips (DUBBEL L!). Een ellips is een soort ovaal, maar 2x symetrisch. Een ellips heeft 2 brandpunten (handig voor het tekenen). De zon staat in een van die twee.

De middelpuntzoekende kracht (Fmpz) is een kracht die de richting van een voorwerp veranderd. In ons zonnestelsel is de zwaartekracht van de zon de middelpuntzoekende kracht.

Energie

Energiesoorten

Een energiecentrale zet energie om van chemische energie naar elektrische energie. Een apparaat is ook een energieomzetter, maar zet elektrische energie in om een andere soort energie. Alle soorten energie bij elkaar dragen de naam energiemix.

Energiebronnen

Fossiele brandstoffen of biomassa (chemische energie) ⟶ warmte + licht

Wind (bewegingsenergie) ⟶ elektrische energie

Kernenenergie (in atomen) ⟶ ??

Zon (stralingsenergie) ⟶ warmte (via zonnecollector2)

Zon (stralingsenergie) ⟶ elektrische energie (via zonnecel, ookwel zonnepaneel)

Energietransitie

De energietransitie is de switch van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen: de overgang van het huidige energiesysteem naar een nieuw energiesysteem.

Manieren om minder energie te gebruiken:

We moeten energie ook opslaan zodat we bijvoorbeeld de energie die we in de zomer teveel opwekken in de winter kunnen gebruiken.

Windmolens

Windmolens zetten beweginsenergie om in elektrische energie met behulp van een generator (inductie, spoelen en magneten). Hoeveelheid hangt af van de windsnelheid. De beweging wordt groter gemaakt met tandwielen.

Je kan het vermogen van een windmolen met de volgende formule uitrekenen:

\[P = k \cdot v^{3}\]

P = het vermogen in Watt k = constante (verschilt p. windmolen, geen eenheid) v = windsnelheid in m/s

Energiestroomdiagram

Met een energiestroomdiagram kan je zien hoeveel energie er in en uit een apparaat komt en in welke vorm.

<image 5>

Voorbeeld van een energiestroomdiagram


Volgens de wet van energiebehoud gaat er evenveel energie in een apparaat als eruit komt (in welke vorm dan ook): Ein = Euit.

Om de temperatuur van een voorwerp te verhogen moet je warmte toevoegen. Warmte stroomt van een plek met hoge temperatuur naar een plaats met een lage temperatuur. De energie die nodig is voor verwarmen hangt af van:

Dat kan je ook zien in de formule:

\[Q = c \cdot m \cdot \Delta T\]

Q = warmte (energie) in J
c = soortelijke warmte in J/(g * °C)
m = massa in g
ΔT = temperatuursverschil in °C

De soortelijke warmte is hoeveel energie er nodig is om 1g 1°C op te warmen.

Bij water geld: 1L = 1kg = 1dm³

Warmtetransport

Er zijn verschillende vormen van warmtetransport:

Als er evenveel warmte of energie ergens in gaat als eruit komt is er sprake van een dynamisch evenwicht en blijft de temperatuur constant. Denk bijvoorbeeld aan je lichaamstemperatuur of het verwarmen van je huis.

Isoleren zorgt voor minder warmteverlies, en er is dus minder energie nodig om het huis op temperatuur te houden.

Warmtestroom is het warmteverlies per seconde door middel van geleiding en hangt af van:

De formule hiervoor is:

\[P = \frac{\lambda \cdot A \cdot \Delta T}{d}\]

P = warmte verlies per seconde (energie per seconde dus) in W
λ = warmtegeleidingscoëfficiënt in W/(m * °C)
A = oppervlakte in m²
ΔT = temperatuursverschil in °C
d = dikte in m

Rendement

Om energie te besparen kan je de volgende dingen doen (zie E = P * t):

Tijd verkorten kan maar tot een zeker punt, dus is vermogen beperken het beste plan van aanpak. Om dit te doen willen we het rendement van een apparaat zo groot mogelijk maken. Het rendement is hoeveel energie er nuttig wordt gebruikt: voor het doel van het apparaat.

Het rendement bereken je zo:

\[\eta = \frac{E_{\text{nut}}}{E_{\text{tot}}} \cdot 100\]
\[\eta = \frac{P_{\text{nut}}}{P_{\text{tot}}} \cdot 100\]

Waarbij ŋ het rendement in % is.

De stookwaarde van een stof is hoeveel energie er vrijkomt bij het verbranden van een bepaalde massa van die stof.


1Massa uitstoten leid tot positieve snelheid in tegengestelde richting

2In een zonnecollector wordt water verwarmd met de stralingsenergie van de zon. Nadeel: als het warme water op is is het op, en dan moet de volgende persoon koud douchen