Krachten en energie (v2)
Samenvatting Natuurkunde H2 en H3 van Nova 3VWO. Geschreven door Robin Boers voor toetsweek 2 van leerjaar 3VWO. 2e versie met verbeterde uitleg i guess.
Krachten
Gewicht is hoe hard een voorwerp op de ondergrond drukt. Massa is uit hoeveel deeltjes een voorwerp bestaat.
Je bent gewichtloos als de zwaartekracht de enige kracht is die op je werkt (op aarde maar heel kort dankzij de luchtweerstand)
De normaalkracht is een kracht die altijd loodrecht op een oppervlak staat.
Een ellips is een soort ovaal die in 2 richtingen symetrisch is.
De middelpuntzoekende kracht veranderd de richting van een voorwerp.
Effecten van krachten
- Verandering richting snelheid
- Verandering grootte snelheid
- Vervorming
- Plastisch (permanent)
- Elastisch (tijdelijk)
Eigenschappen van krachten
- Aangrijpingspunt
- Grootte
- Richting
Rekenen met krachten
\[F_{z} = m \cdot g\]
g
is de sterkte van de zwaartekracht en is op aarde 9,81 N/kg.
\[F_{v} = C \cdot u\]
C
is de veerconstante in N/cm en verschilt per veer. u
is de uitrekking van de veer in cm.
\[F_{\text{w,l}} = \frac{1}{2} \cdot C_{w} \cdot A \cdot ρ \cdot v^{2}\]
- Dichtheid lucht (ρ) in kg/m3
- De weetstandscoëfficient (Cw) in -
- Frontaal oppervlak in m2
- Snelheid in m/s
Krachten tekenen
Met een krachtenschaal kan je krachten meten in een tekening. Een voorbeeld van een krachtenschaal kan 1cm ≜ 5N
zijn.
≜ staat voor komt overeen met.
Je kan de resultante van een kracht tekenen met de kop-staart medthode of de parallellogram methode. Als de krachten loodrecht op elkaar staan kan je ook de stelling van Pythagoras gebruiken.
Eerste wet van Newton
Als de resultante 0 N staat het voorwerp stil (= in rust) of beweegt het met een constante snelheid langs een rechte lijn.
Weerstandskrachten
-
Luchtweerstandskracht (Fw,l)
- Luchtdichtheid
- Frontaaloppervlak
- Vorm
- Snelheid
-
Rolweerstandskracht (Fw,r)
- Hardheid ondergrond en ondergrond
- Gladheid ondergrond
- Druk
-
Schuifweerstandskracht (Fw,s)
- Gladheid voorwerp en ondergrond
- Druk
Energie
De energietransitie is de overstap van fossiele brandstoffen naar duurzamere energie. Kenmerken van het nieuwe energiesysteem zijn:
- Fossiele brandstoffen vervangen
- Lokaal opwekken
- Energie opslaan
- Lager energieverbruik
Volgens de wet van energiebehoud kan er nooit energie onstaan of verdwijnen. Het kan alleen worden omgezet in een andere vorm van energie.
Opmerking: energie kan wel verloren gaan omdat het bijvoorbeeld wordt omgezet in warmte en wegvloeit. Maar dan is die energie er nog wel, maar gewoon niet meer voor ons beschikbaar.
De stookwaarde is hoeveel energie er vrijkomt bij het verbranden van een bepaalde massa van een stof. Je kan aan de eenheid zien om hoeveel massa het gaat (bijv. gram of kg).
Energieomzetters
- Zon (straling -> elek)
- Kerncentrale (kern -> elek)
- Waterkrachtcentrale (beweging -> elek)
- Windmolens (beweging -> elek)
- Kolencentrale (chemisch -> elek)
Energiebronnen
- Kernenergie
- Elektrische energie
- Stralingsenergie
- Chemische energie
- Bewegingsenergie
De ideale energiebronnen hebben deze kenmerken:
- Onuitputtelijk;
- Goed voor het milieu;
- Altijd beschikbaar;
- Goedkoop;
Windmolen
Een windmolen zet bewegingsenergie om in elektrische energie. Dit doet het door de bewegingsenergie op te vangen met de wieken, en dan met tandwielen de beweging te vergroten. Er wordt daarna met een generator elektrische energie opgewekt.
\[P = k \cdot v^{3}\]
Waarbij v
de windsnelheid in m/s is en k een constante (geen eenheid).
Warmte
Warmte is een vorm van energie. Voorwerpen met een hoge temperatuur bezitten veel warmte. Dit zijn de vormen van warmtetransport:
- Stroming: in bijv. lucht of water stijgt de warme lucht/water.
- Geleiding: als er direct contact is stroomt warmte van dingen met een hoge temperatuur naar dingen met een lage temperatuur.
- Straling: elk voorwerp zend IR straling uit. Voorwerpen met een hoge temperatuur zenden alleen meer uit.
Je kan de temperatuur van een voorwerp verhogen door warmte toe te voegen.
Soortelijke warmte is hoeveel energie (J) het kost om 1 gram van een stof 1 °C op te warmen.
\[Q = c \cdot m \cdot \Delta T\]
Waar Q
de hoeveelheid energie nodig is, c
de soortelijke warmte in J/(g*°C) en m
de massa in gram.
De soortelijke warmte van water is 4,2 J/(g*°C)
.
Dynamisch evenwicht
Er is een dynamisch evenwicht als ergens evenveel in gaat als er uit komt. Denk bijvoorbeeld aan je lichaamstemperatuur. Als er een dynamisch evenwicht is blijft de inhoud constant.
Dit geld ook voor je huis. Voor alle warmte die je huis verlaat moet je weer warmte toevoegen om de temperatuur gelijk te houden. Als je je huis isoleert verlies je minder warmte, en is de je energiegebruik (en ook je stookkosten) een stuk lager.
Rendement
Het rendement is hoeveel procent van de energie die een apparaat verbruikt nuttig (voor het doel van het apparaat) wordt gebruikt.
\[\eta = \frac{E_{\text{nut}}}{E_{\text{tot}}} \cdot 100\] of \[\eta = \frac{P_{\text{nut}}}{P_{\text{tot}}} \cdot 100\]