De bloedsomloop

Geschreven door Robin Boers voor TW4 van leerjaar 2VWO. Bevat de belangrijkste zaken van BS1 t/m6 + ES7 + ES8.

BS 1: Bloed

De functie van bloed is om alles wat het lichaam nodig heeft te vervoeren. Bloed bestaat uit:

Trombose

Als het bloed binnen de bloedvaten stolt onstaan bloedpropjes. Dit heet trombose. Die bloedproppen kunnen bloedvaten afsluiten. In het hart en de hersenen is dat erg gevaarlijk.

BS 2: Bloedsomloop

De weg die je bloed door je lichaam aflegt heet de bloedsomloop. Dit gaat door bloedvaten. Alle bloedvaten bij elkaar noem je het bloedvatenstelsel.

Er zijn 3 soorten bloedvaten:

Om de (slag)aders zit bindweefsel en spierweefsel. Bij de slagaders iets meer dan bij de aders. Het spierweefsel zijn kringspieren.

Een slagaderlijke bloeding is erger omdat de bloedruk er hoger is en het bloed sneller stroomt. Daardoor verlies je meer bloed.

Dubbele bloedsomloop

Mensen hebben een dubbele bloedsomloop. Dit betekent dat het bloed 2x door het hart stroomt.

De rechterhelft van het hart pompt het bloed door de longen en terug naar het hart. Dit is de kleine bloedsomloop. Normaal is het bloed zuurstofrijk in de slagaders en zuurstof arm in de aders maar hier is dat andersom.

Daarna komt het bloed in de linkerhelft van het hart. Die pompt het bloed dan naar de organen en dan terug naar de rechterhelft van het hart. DIt is de grote bloedsomloop.

BS 3: Het hart

De bouw

Het hart is een holle spier waar krans(slag)aders overheen lopen. De kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta.

Het hart bestaat uit twee kamers en twee boezems die worden gescheiden door de harttussenwand.

De holle aders brengen het zuurstofarme bloed naar de rechterboezem waarvanuit het naar de rechterkamer stroomt. De bovenste holle ader brengt bloed vanuit de bovenkant van het lichaam en de onderste van uit de onderste helft van het lichaam.

De rechterhelft pompt het bloed door de longslagaders en longaders naar de linkerboezem, waarvanuit het naar de linkerkamer stroomt, en dan via de aorta door het hele lichaam naar de organen.

De boezem en de kamer zijn gescheiden door hartkleppen die verhinderen dat het bloed terugstroomt.

De halvemaankleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt naar de kamers.

De werking

Een hartslag van 70 betekent dat het hart 70x per seconde klopt. De hartslag wordt veroorzaakt door de kleppen. Zo werkt het hart:

  1. De volgestroomde boezems trekken samen. De kamers zijn ontspannen en het bloed stroomt erin.

  2. Als ze volgestroomd zijn trekken de kamers samen. De kleppen sluiten om te voorkomen dat het bloed terugstroomt. De druk stijgt en als deze groter is dan in de aorta / longslagader gaan de halvemaanvormige kleppen open en stroomt het bloed erin. De boezems zijn ontspannen.

  3. Hartpauze. Zowel de boezems als kamers zijn ontspannen en er stroomt bloed in de boezems en gedeeltelijk in de kamers. Daarna terug naar stap 1.

BS 4: Uitscheiding

Nieren liggen in de buikholte linke en rechts van de wervelkolom en zuiveren het bloed. Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijkbloed met afvalstoffen naar de nieren. Via de nieraders stroomt het gezuiverde bloed dan weer weg uit de nieren.

Een nier bestaat uit de nierschors, niermerg en nierbekken. De nierschors en niermerg verwijderen ook overtollig zout en water en schadelijke stoffen uit het bloed. Dit het samen urine, en het wordt verzameld in de nietbekkens.

Het loop dan via urineleiders naar de urineblaas. Hier wordt het tijdelijk opgeslagen zodat je niet continue leegloopt. Regelmatig wordt de urine afgevoerd door de urinebuis.

BS 5: Het immuunsysteem

Stoffen die niet in je lichaam thuishoren noem je lichaamsvreemd, en van dat soort stoffen kan je ziek worden. Je lichaam heeft een paar barriëres om de ziekteverwekkers tegen te houden.

Als ziekteverwekkers toch het lichaam binnenkomen heet dat een infectie. Dan wordt het afweer/immuunsysteem ingeschakeld. Witte bloedcellen zijn de soldaten van het immuunsysteem en herkennen virussen en andere ziekteverwekkers aan antigenen (eiwit op de buitenkant van een cel / virus). Lichaamsvreemde antigenen activeren het immuunsysteem.

Verschillende typen witte bloedcellen:

Antistoffen zijn eiwitten die een ziekteverw. onschadelijk maken door zich aan zijn antigenen te hechten. Elke ziekteverw. heeft een ander antigeen. Daarom moet je lichaam veel antistoffen maken, die vervolgens via je bloed worden vervoerd.

Het duurt vaak even voor er voldoende antistof is om een ziekteverw. aan te pakken. Daarom wordt je vaak eerst ziek.

Als je voor de 2e keer besmet wordt weten de witte bloedcellen nog hoe de antistof gemaakt moet worden (en er blijft ook vaak nog wat antistof in je bloed aanwezig na een besmetting), waardoor de ziekteverw. sneller bestreden kan worden en je niet ziek wordt. Dit heet immuniteit.

Natuurlijke immuniteit is als je immuun bent voor een ziekte omdat je hem al een keer hebt gehad (bijv. waterpokken). Je kan ook kunstmatige immuniteit hebben. Dan ben je immuun omdat je een vaccin/vaccinatie hebt gehad (een vacinatie is het inspuiten van een vaccin). Een vaccin bevat verzwakte deeltjes van een ziekteverwekker. Je wordt er niet ziek van, maar je lichaam maakt wel antistoffen aan.

Om de gehele bevolking tegen gevaarlijke ziektes te beschermen is er een hoge vaccinatiegraad nodig (heet percentage mensen dat gevaccinneerd is). Als de vaccinatiegraad te laag is kunnen niet gevaccineerde mensen doodziek worden.

Een allergie is als je overgevoelig bent voor bepaalde stoffen. Je immuunsysteem reageert dan op normale stoffen (bijv. pinda’s). Dit noem je een allergische reactie. Als je vaker in contact komt met de stof waar je allergisch voor bent kan er een anafylactische reactie onstaan. Dan krijg je bijv. dikke lippen, rode vlekken en benauwdheid. In erge gevallen zelfs een lage bloeddruk omdat je aders verwijden.

BS 6: Gezond leven

Bloeddruk is de druk die het bloed op de slagaders uitoefent. Te laag komt voor maar is onschadelijk. Te hoog kan de wanden van slagaders beschadigen en kan veroorzaakt worden door roken, overgewicht, stress en zout eten. Als je je inspant stijgt de bloeddruk tijdelijk, maar deze daalt weer als je rust.

Als de wand van de slagader beschadigd, kunnen er wittebloedcellen en vetachtige stoffen uit het bloed in terrecht komen. Die hopen zich daar op en daardoor wordt de slagader smaller. Die verdikking wordt langzaam hard door kalk. Dit heet slagaderverkalking. De bloeddruk stijgt en het hart moet harder pompen. Ook kan het orgaan achter de slagader door een gebrek aan bloed beschadigen. Je kan het voorkomen:

Als een kransslagader door bijv. een bloedpropje wordt afgesloten noem je dat een hartinfarct. Dan krijgt een deel van het hart geen zuurstof meer en beschadigd het. Als het afgestorven deel groot is is een hartinfarct dodelijk. Meestal is de eerste keer dan patienten een hartinfarct krijgen niet dodelijk en kan een andere vertakking het overnemen. Dit heeft een waarschuwing / angina pectoris.

Als de kransslagader erg vernauwd is kan hij worden gedotteerd. Dan wordt er met een sneetje in de lies de vernauwing opgerekt met een ballonnetje. Ook kan een stent, een soort gaasbuisje van metaaldraad de vernauwde kransslagader open houden.

Door een gezond leeftstijl kan je de kans op hart- en vaatziekten verkleinen:

Alcohol heeft een verdovende werking en komt via het bloed overal in het lichaam terecht. Hierdoor worden veel organen beinvloed, en nemen het waarneemingsvermogen en reactievermogen af door het drinken van alcohol.

Alcohol kan de hersenen van jongeren (die tot hun 24e nog in ontwikkeling zijn) beschadigen. Ook is de kans op verslaving bij jongeren groter.

Soms kan je last hebben van een kater na het drinken van alcohol. Dan heb je last van hoofdpijn en dorst. Dat komt door het vochverlies en giftige stoffen die ontstaan bij de afbraak van alcohol.

Als je teveel drinkt kan je last krijgen van alcoholvergiftiging. Vooral bij bingedrinking is de kans daarop groot. Hierdoor kunnen organen en de hersenen ernstig beschadigen.

De effecten op lange termijn:

ES 7: Weefelvloeistof en lymfe

Door de bloedruk aan het begin van de haarvaten wordt er vloeistof buiten de vaten geperst. Dit noem je weefselvloeistof. Het bevind zich tussen de cellen van organen, en wordt vaak weer voor een deel opgenomen in de haarvaten.

Wat niet is opgenomen in de haarvaten komt in de lymfevaten terecht. De vloeistof in lymfevaten heet lymfe en bestaat uit water met opgeloste stoffen en witte bloedcellen. Lymfe vervoert koolstofdioxide en andere afvalstofffen. En het bevat ook de voedingsstofffen en zuurstof die niet door de cellen was opgenomen. De lymfevaten brengen de lymfe weg van de organen. Kleppen in de lymfevaten voorkomen dat de lymfe terugstroomt.

De lymfevaten vormen samne het lymfevatenstelsel. Uiteindelijk komt alle lymfe terecht in twee grote lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis, die beide op de aders die onder het sleutelbeen liggen uitmonden.

Op bepaalde plaatsen in het lichaam liggen lymfeknopen (lymfeklieren), die het lymfe zuiveren van oa ziekteverwekkers.

ES 8: Bloedgroepen

Iedereen heeft een bloedgroep. Ze zijn A, B, AB, en 0. Ze zijn gebaseerd op de antigenen op de celmembramen van de rode bloedcellen genaamd bloedfactoren. Twee belangrijke zijn antigeen A en antigeen B.

Als je een bloedtekort hebt kan je bloed van een donor krijgen. Dit heet bloedtransfusie. Hiervoor moet je de bloedgroep van de donor en jezelf weten.

Als je van de verkeerde bloedgroep bloed krijgt klontert het bloed samen en onstaan er bloedpropjes.