Nederlands
Geschreven door Robin Boers voor de 3e toetsweek van leerjaar 2. Bevat de belangrijkste punten uit hoofdstuk 3 en 4. Geschreven tijdens / vlak na de 2e corona lockdown.
Leerstof
Hoofdstuk 3
Grammatica woordsoortenFormulerenSpellingWerkwoordspelling
Hoofdstuk 4
Grammatica zinsdelenGrammatica woordsoorten- Formuleren
SpellingWerkwoordspelling
Hoofdstuk 3
Grammatica woordsoorten
Bepaalde hoofdtelwoorden geven een exacte hoeveelheid aan: zes, veertien, drieëntwintig
Onbepaalde hoofdtelwoorden geven wel een hoeveelheid aan, maar deze is relatief: veel, weinig, een beetje (onbepaald hoofdtelwoord).
Bepaalde rangtelwoorden geven een exacte plek in een reeks aan: zesde, viertiende, drieëntwintigste
Onbepaalde rangtelwoorden geven een relatieve plek in een reeks aan: laatste, middelste (onbepaald rangtelwoord).
Formuleren
Je kan een tekst verduidelijken door voorbeelden te gebruiken. Daardoor maak je de tekst duidelijk en makkelijker te lezen. Je kan een voorbeeld aankondigen met een signaal(woord). Voorbeelden daarvan zijn:
- Bijvoorbeeld
- (Zo)als
Spelling
Je gebruikt het koppelteken:
-
In samenstelllingen die anders onoverzichtelijk worden: doe-het-zelfzaak, huis-aan-huisbladen
- Bij klinkerbotsingen: bio-industrie, massa-immigratie
-
LET OP!!!! UITZONDERINGEN OP DEZE REGEL: juryuitspraak, rijangst, massaontslag
-
In samenstellingen met gelijkwaardige woorden: chef-kok, rooms-katholiek
-
Bij cijfers, afkortingen en andere gekken tekens, en St. of Sint: &-teken, mbo-leerling, Sint-Erasmus
-
Bij aadrijkskundige namen of afgeleide daarvan: Noord-Holland, Zuid-Limburger
-
Woorden met: adjunct-, aspirant-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-
- Als er een hoofdletter is bij de volgende voorvoegsels: anti-, oer-, on-, en pro- (anti-Amerikaans, pro-Europa)
Je gebruikt het weglatingsstreepje als je een deel van een woord weglaat, maar niet als je een heel woord weglaat.
Werkwoordspelling
Als woorden in het infinitief een d voor de uitgang hebben, kan het een probleem worden in de pvtt. Dat los je zo op:
- Bepaal het onderwerp
- Kies voor -d als:
- het onderwerp ik is
- als het onderwerp jij of je is en ACHTER het ow staat
- kies voor -dt als:
- in alle andere gevallen (in het enkelvoud)
Hoofdstuk 4
Grammatica zinsdelen
Een zin met één pv een enkelvoudige zin. Een zin met meerdere pv’s is een samengestelde zin. In een samengestelde zin zijn er 2 soorten zinnen: hoofd- en bijzinnen. Je herkent ze zo:
- Hoofdzin:
- Ow en pv staan naast elkaar. Er past (bijna) NIKSSS anders tussen.
- De pv staat voor in de zin (1e of 2e plaats)
- Bijzin:
- Er past WELLL iets tussen hoofd- en bijzin (vaak het woord niet)
- Pv staat vaak achter in de zin
Een zin kan op twee manieren worden samengesteld:
- Nevenschikking: als de zin uit (minstens) twee hoofdzinnen of twee bijzinnen bestaat.
- Onderschikking: een hoofdzin met een bijzin erin. Maakt niet uit of die voor of achteraan staat.
Grammatica woordsoorten
Voegwoorden verbinden dingen zoals zinnen, woorden of woordgroepen met elkaar. Er zijn twee soorten voegwoorden:
-
De nevenschikkende voegwoorden zijn dus, en, maar, of, want. Ze verbinden:
- Woorden
- Woordgroepen
- Hoofdzinnen
- Bijzinnen
-
De onderschikkenden voegwoorden is de rest eigenlijk.
Ze verbinden bijzinnen aan hoofdzinnen.
Formuleren
Spelling
In samenstellingen staan weleens tussenletters, zoasl -s- of -en-
Zo bepaal je of je een -s- moet toevoegen:
- Als je hem hoort schrijf je m ook: machtsvertoon, passagierslijst
- Soms begint het 2e deel van het woord met een s klank. Dan vervang je het 2e deel door een woord dat niet met een s begint. Als de s blijft schrijf je hem, anders niet.
Zo bepaal je of je -(e)n moet toevoegen:
- Als het een zelfstandig naamwoord is, en het meervoud op -en is, schijf je -en- tussen de woorden.
MAAR NIET ALS:
- Het eerste deel geen mv heeft (roggebrood)
- Als het naar iets verwijst waar maar 1 van is (zonnestraal)
- Het heeft (ook) een meervoud op -s (aspergesoep, ziektekiem)
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord (blindedarm)
- Het eerste deel versterkt een bijvoegelijk naamwoord (boordevol)
Werkwoordspelling
Zwakke ww met één d of één t in het infinitief hebben vormen die hetzelfde klinken maar anders geschreven worden. Zo ga je na hoe het geschreven moet worden:
- De infinitief is gewoon het hele ww (zoals het in het woordenboek staat)
- De tegenwoordige tijd schrijf je met -den en -ten
- De verleden tijd schrijf je met -dde(n) en -tte(n)
- Bijvoegelijke naamwoorden schrijf je zo kort mogelijk