Planten

Het kiemen van een plant (1.1)

Als een plantje kiemt, ontstaat er een kiemplantje. De eerste blaadjes die boven de grond komen zijn de zaadlobben. Hierin zitten voedingsstoffen die de plant tijdens het kiemen gebruikt. Later is het plantje zo groot, dat het reservevoedsel uit de zaadlobben opis. Die verschrompelen dan, en vallen af. Daarna krijgt de plant veel bladeren en wortels, en uiteindelijk een bloem. Dan kan de plant vruchten maken. Daaruit komen weer zaden, en het hele proces begint opnieuw. Dit noem je de levenscyclus van een plant.

Onderzoek doen (1.2)

Onderzoek waarbij wordt begonnen met een vraagstelling en waarbij meestal experimenten worden gedaan, is natuurwetenschappelijk onderzoek.

Zo’n onderzoek bestaat uit verschillende stappen:

  1. De probleemstelling: iemand vraagt zich iets af. (bijv. “hoe komt het dat zaadjes niet in het zakje kiemen”)
  2. De hypothese: Wat denk ik?
  3. De benodigdheden: Wat heb ik nodig
  4. Het experiment: Wat ga ik doen
  5. Resultaat / Resultaten: Wat neem ik waar, wat is er gebeurd.
  6. Conclusie: Welke conclusie kan ik uit de resultaten trekken

De werkwijze bij een onderzoek is wat je moet doen. Vaak met je van het onderzoek ook een verslag maken.

Wortels (2)

Alle wortels bij elkaar wordt het wortelstelsel genoemd. Het bestaat uit een hoofdwortel (ook wel penwortel genoemd) met daaraan zijwortels. Aan het uiteinde van de zijwortels zitten wortelhaartjes. Het wortelstelsel heeft drie functies:

  1. Het verankeren van de plant in de grond.
  2. Het opnemen van water en voedingsstoffen. (Voedingsstoffen zijn mineralen (zouten) die zijn opgelost in de bodem.)
  3. Het opslaan van reservevoedsel (in de penwortel).

Als een plant geen hoofdwortel met zijwortels heeft, dan zijn vaak alle wortels even groot. In dat geval zijn heten alle wortels zijwortels. Het overzetten van een plant van een pot aar de andere heet verspenen. Let daarbij wel op dat je de wortelhaartjes niet kapot maakt, want anders leeft de plant daarna niet meer.

Stengels (3)

Een stengel bestaat uit verschillende delen:

Je hebt ook nog twee verschillende soorten stengels. De ene is houtachtig. Zoals de naam al zegt, blijft die stevig vanwege hout. De ander is kruidachtig. Hierbij blijft de stengel stevig vanwege water. De stengel heeft 2 functies. Het vervoer / transport van voedingsstoffen door de plant met behulp van vaten (lange dunne buisjes in de stengel) en vaatbundels (groepjes vaten) en om de plant stevig te houden (dit geldt niet voor alle planten)

Bij bomen zit dicht onder de schors een laagje hout, dat de voedingsstoffen vervoert. Dit heten houtvaten. In de lente groeit de boom snel, en is het laagje licht. In de zomer groeit de boom minder snel, en is het laagje donker. 2 van die laagjes worden in 1 jaar gevormd, en samen vormen zij een jaarring.

Bladeren (4.1)

Een blad bestaat uit een bladsteel en bladschijf. Met de bladsteel zit het blad aan de stengel vast. Het platte gedeelte van een blad is de bladschijf. De vaatbundels lopen via de bladsteel door tot in de bladschijf. In de bladschijf liggen nerven. Een daarvan is de hoofdnerf, en loopt in het midden van het blad. De aftakkingen van de hoofdnerf heten zijnerven. Deze hebben ook weer aftakkingen. Nerven bestaan uit vaatbundels. Ze hebben 2 functies: het vervoeren van voedingsstoffen en zorgen voor stevigheid in het blad. Al het groene tussen de nerven heet bladmoes. Een blad zonder bladmoes heet een bladskelet.

Fotosynthese (4.2)

Fotosynthese is een proces dat van water, zon en koolstofdioxide glucose en zuurstof maakt. Het vindt plaats in de groene delen van de plant.

water + koolstofdioxide + licht -> glucose + zuurstof

Voedingsgewassen (5)

Planten waarvan mensen (delen) eten, worden voedingsgewassen genoemd. Doordat de mens deze planten heeft gekweekt, is de plant veel mooier, zoeter, groter en smaakvoller dan de originele plant. Van planten eten wij de wortels, bladeren, stengels, vruchten of zaden.

Onderzoek doen (6)

Onderzoek waarvoor geen hypothese kan worden opgesteld heet beschrijvend onderzoek.

Een voorbeeld hiervan is het bestuderen van de eetgewoonten van kinderen. Onderzoeken waarbij wel een hypothese wordt opgesteld, en vaak experimenten worden gedaan heet experimenteel onderzoek. In een werkplan beschrijft de onderzoeker wat en hoe hij gaat onderzoeken. Bij onderzoek werk je met een proefgroep en controlegroep. De proefgroep stel je bloot aan de factor die je wilt onderzoeken, en de controlegroep niet. Werk altijd met meerdere organismes, want anders zijn de resultaten niet betrouwbaar. Ook moet er maar 1 factor verschil zijn, anders weet je alsnog niet waaraan het ligt. Ook gaan er vaak dingen fout door meetfouten. Meet altijd vanaf hetzelfde punt, en kijk altijd recht naar het organisme. Vraag ook nooit naar meningen.

Het belang van fotosynthese (7)

In deze paragraaf staat eigenlijk alleen maar dat alles uit de natuur komt, zoals fossiele brandstoffen, metaal, kleding , etc. en dat dat alles is gevormd door fotosynthese.